gehecht aan haar betonnen kade
mijn schelp, een huis, een wereld op zich
ik filter, voed en ben
verankerd met deze ruwgerande magneet
aankomst- en vertrekhal, die slaapt in shifts en oliepak
eenieder een stormkoord biedt
loodsen, verweerde dansers van het zeegat
meesters in het schaduwspel met de zandbanken
slaan er tongvallen en handen in elkaar
haar geul wiegt een onderwatermuseum
mythes en smeekbeden, verstrikt in algen en slib
overgeleverd aan de godin met het pelerientje
geschuurd tot haar brute kern, onontkoombaar
slaat ze splinters in iedere passant
ze filtert, voedt en is
onstuitbaar in haar beweging
nooit eindbestemming
altijd de reis

