Vredig, het hoofd ledig.
Stille zucht
die de geest verlucht,
soms nog beducht,
doch niet langer vlucht.
Kalm, zonder nagalm.
Warm licht
dat de ziel oplicht,
langzaam zwicht
't verdoken gewicht.
Bedaard, kluwen ontwaard.
Zachte rust
die het hart sust,
't brandend lijf blust,
voorzichtig wakker kust.
Sereen, door de storm heen.