Zuid-London, december 1983
Terwijl hij van de gevangenispoort naar de bushalte wandelde, neuriede Frank Re-born van Toots and the Maytals. Zijn Dr. Martens maakten vrolijke sprongetjes op de kiezels. Hij was drieëntwintig en werd opnieuw geboren. Vijf jaar geleden was hij hier als stuurloze jongeling binnengekomen. Als man stapte hij buiten. Enkel de tattoo op zijn borst bleef een pijnlijke herinnering aan het agressieve rotjong dat hij was geweest.
Hij had de cel gedeeld met Steve, een skinhead van de eerste generatie, die dertig jaar had gekregen voor de moordpoging op een politie-agent in '71. Hun eerste kennismaking was op een vechtpartij uitgedraaid. Toen Steve hoorde dat Frank gestraft was voor het mishandelen van een zwarte winkeluitbater, stak hij een woedende preek af.
'Ziek word ik van skins zoals jij. Je hebt geen idee waar het om gaat, snotaap. Waar denk je dat onze levensstijl vandaan komt? Waar komt onze muziek vandaan? Types als jij maken deze beweging kapot. De politie, dat is onze vijand. En het establishment. Hippies ook. Maar je eigen klasse, zwart of wit, die laat je met rust. We zijn lotgenoten. Toen ik in de jaren '60 skin werd, draaide het om de muziek. We dansten ons te pletter. We zopen ons kapot. Er sneuvelden al eens wat ruiten. We sloegen al eens een hippie in elkaar. Maar we deden het samen. Blanken en zwarten. Jamaicanen en Engelsen. Het was een feest. Toen gastjes als jij erbij kwamen is alles naar de kloten gegaan.'
Frank antwoordde met zijn vuisten. Steve liet zich niet doen. De cipiers lieten begaan.
Na een tijd werden ze toch vrienden. Steve werd een mentor voor Frank. Sterke verhalen, maatschappelijke discussies, danspasjes, muziekgeschiedenis. Een cipier waar ze enigszins bevriend mee waren bracht wekelijks een paar platen voor hen mee. Ska, Rock-steady, Punk en Soul. In de recreatieruimte luisterden en dansten ze elke dag een uurtje. Frank keek op naar zijn celmaat en verachtte meer en meer het racistische leeghoofd dat hij zelf was geweest.
Hij nam de bus naar zijn oude buurt. Zijn ouders leefden niet meer. Het huis was nu van hem. Hij was benieuwd naar de staat waarin hij het zou aantreffen. Wat hij door het raam van de bus zag beloofde in ieder geval niet veel goeds. Hoe dieper de bus doordrong in de arbeidersbuurt, hoe troostelozer de aanblik. Het proces van verloedering had zich de voorbije jaren duidelijk doorgezet. De overheid gaf niets om deze straten. Dat zou de komende jaren niet veranderen. Thatcher had een half jaar eerder een overweldigende verkiezingsoverwinning behaald. Daar hadden de op de muren gekalkte slogans niets aan kunnen verhelpen.
Het was zaterdagvoormiddag. Er was veel volk op straat. Zure oude gezichten en gevaarlijke puistenkoppen. Punks en mods. Jamaicanen en Pakistanen.
Frank had niet verwacht zijn jeugdvrienden terug te zien in zijn eigen huis. Blijkbaar hadden ze na de dood van Franks ouders de woning gekraakt. Het was een soort clubhuis geworden. De hele straat kon meegenieten van de loeiharde muziek. In de voortuin stonden wel tien vespa's geparkeerd. Ramen waren met planken dichtgemaakt. De muren stonden vol graffiti.
Phill had hem als eerste gezien. Hij stompte Frank keihard tegen de schouder als verwelkoming.
'Frankie Boy! Hij is terug, jongens! Onze maat is terug! Hoe gaat het met je, kerel? Ze hebben je toch niet klein gekregen, daar in de nor! Hier, man, pak een pint! Je hebt geluk. Straks is er voetbal. FA Cup. Die eikels van Swindon komen naar the Den. We zijn alvast wat aan het indrinken.'
Het was vijf jaar geleden dat Frank nog een voetbalmatch had gezien. Goed ging het niet met zijn team Millwall. Ze verkommerden in de derde divisie. Maar tegen het nog lager geklasseerde Swindon Town hadden ze wel een kans en het enthousiasme van Phill en de anderen werkte aanstekelijk. Een half uur later was hij met een bende luidruchtige heethoofden onderweg naar het stadion.
De wedstrijd werd een ontgoocheling: een 2-3 nederlaag. Maar het was vooral het gedrag van zijn maten waar Frank zich aan ergerde. Ze hadden amper oog voor de wedstrijd. Ze kwamen om stoom af te laten. Al voor de aftrap vlogen flessen heen en weer tussen het thuis- en het bezoekersvak. Frank kreeg een fles tegen zijn jukbeen. Net vrij en al een blauw oog. De liedjes die zijn makkers zongen waren van het ranzigste dat hij ooit gehoord had. Toen er na de wedstrijd relletjes uitbraken rond het stadion, raakte hij zijn vrienden kwijt. Het speet hem niet. Alleen, met zijn hoofd diep in de kraag van zijn anorak, baande hij zich een weg door de drukbevolkte straten.
Het duurde niet lang voor het donker werd. Voor het eerst sinds hij die ochtend was vrijgelaten had hij het gevoel echt vrij te zijn. Hij wist niet waar hij was of waar hij naartoe ging. Een heerlijk gevoel na vijf jaar in dezelfde cel. Zijn hoofd zat vol muziek.
Frank kwam voorbij een pub. Een honderdtal uitgelaten jongeren van allerlei pluimage stonden op de stoep te wachten tot de deuren open zouden gaan. Special Brew stond geprogrammeerd, een lokale ska-band die covers speelde van Bad Manners, The Specials en The Beat. Hij ging in de rij staan. Het leek alsof hij in één van de verhalen van zijn oudere celmakker was terechtgekomen. Zwarten en skinheads stonden zij aan zij. Niemand was hier om te vechten. Dansen was het enige wat ze wilden. Toen de deuren eindelijk open gingen, wrong de brede slang van mensen zich door de smalle ingang van de pub. In het gedrum werd Frank tegen een heerlijk geurende Jamaicaanse aangedrukt. Ze zouden de rest van de avond aan elkaar blijven kleven. Zonder woorden dansten ze het hele optreden samen. Het was een fantastisch concert. De sfeer was geweldig. Zweet drupte van het plafond. Pas na het laatste bisnummer sprak Frank zijn danspartner aan.
'Ik hou van je stijl. Je ziet er echt prachtig uit.'
'Dat blauwe oog staat je beeldig', antwoordde ze gevat.
Ze heette Rose. Hij was niet van plan haar nog te lossen.
Toen ze even later samen onderweg waren naar haar appartement, dacht Frank plots aan de tattoo op zijn borst. Hoe zou hij dat straks uitleggen? Hij deed het bovenste knopje van zijn hemd dicht en probeerde het probleem weg te denken.
Het was een klein tweekamerappartement. Er stonden vreemde poppetjes en voorwerpen op de kast. Een aandenken aan haar grootmoeder, vertelde ze. Die had haar leven aan voodoo gewijd. Ze legde een plaat op de pick-up.
'Heb je deze al gehoord? De laatste van Marvin Gaye. Hij is helemaal terug.'
'Goh, nee. Dat is niet echt mijn soort muziek. Al moet ik toegeven dat dit me wel bevalt.'
Rose rolde een joint. Frank ging languit op de bank liggen. Sloot zijn ogen. Genoot van de muziek. Toen Rose aan zijn hemdsknopen begon te frunniken, werd Frank nerveus.
'Mag het licht uit? Dan voel ik me meer op mijn gemak.'
Ze plaagde hem nog even maar deed toen toch het licht uit. Ze sloot de gordijnen. Het werd pikdonker. Frank vergat alles en liet zich meevoeren naar een wonderlijke wereld vol wellust. Het contrast met de kale muren van de cel waar hij de vorige nacht nog had geslapen kon niet groter zijn. Hij gaf zich volledig over. Toen Rose zijn borst likte, gingen over zijn hele lichaam de haartjes rechtstaan. Haar glijdende tong leek de griezelige vorm van de tatoeage te volgen. Toen nam ze hem in een houdgreep tussen haar benen. Haar heupen maakten wilde, kronkelende bewegingen. Wanneer ze het hoogtepunt bereikte, steeg uit haar opengesperde mond een machtige lichtstraal op. De hele kamer baadde plotseling in een helwit licht. Frank schrok. Hij wou zijn borst afdekken. Maar het hakenkruis was verdwenen.
30/09/'17