Toen ik mijn ogen open kreeg, begon ik met een nieuwsgierige blik rond te kijken. Ik lag midden in de woestijn, omringd door kleine stukjes gras die het overleefd hadden tussen de overheersende droogte. Aan de verre horizon lag er een immens gebergte dat de rechterkant van de horizon volledig inpalmde, met hier en daar een rotsformatie die zo onnatuurlijk leek dat het te vergelijken was met een handgemaakt kunstwerk.
Na een moment genoten te hebben van het prachtige uitzicht probeerde ik mijzelf weer overeind te krabbelen, wat mijn lichaam duidelijk niet wilde.
Een paar hopeloze pogingen later stond ik weer iets of wat onstabiel maar recht. Ik had een enorme dorst en honger maar hier iets vinden zou een bijna onmogelijke prestatie zijn, mijn beste hoop was om de wegen te volgen die rond en naar de bergen liepen. De zonnen gloeiden ferm heet en ik voelde mijn lichaamstemperatuur met de minuut verhogen, gelukkig was er een van de zonnen bijna verdwenen achter de bergen. Ik besloot dus om te schuilen onder een half verwelkte boom tot dat de zon onder ging.
Het zou veel gemakkelijker zijn om zo de weg op te gaan. De weg leek eindeloos kilometers, die zo te zien nergens naartoe leidden.
Waar ik zou belanden was voor mij een raadsel maar het was mijn enige hoop. Toen de eerste zon onder ging en de temperatuur daalde, begon ik zo snel mogelijk te stappen richting de bergen.
Ik had al snel door dat ik de nacht buiten zou doorbrengen zonder beschut of beschermd te zijn van de wilde dieren die dit dorre gebergte hun thuis noemden.
Toen uiteindelijk de nacht viel leek deze plaats tot leven te komen langs alle kanten begon ik beweging te horen, wat niet alleen de wind was die het dorre gewas streelde maar een stampend geluid. Toen ik besefte dat ik niet alleen was besloot ik om op de dichtstbijzijnde rotsformatie te kruipen en proberen om wat slaap te vatten, ik zou de energie wel kunnen gebruiken en ik dacht dat ik wel hoog genoeg lag om eventuele roofdieren te kunnen ontwijken.
De volgende dag ging ik weer op pad met een ferm verzwakt en uitgedroogd lichaam, mijn handen begonnen te trillen en mijn lippen begonnen te zweren. Deze keer had ik de kans niet om te wachten dat de eerste zon onderging dus bij het allereerste daglicht ben ik vertrokken. Ik moest kost wat het kost doen om door te gaan, opgeven was geen optie.
Na een hete en verwoestende ochtend stappen zag ik in de verte wat leek op een mens en een paard. Ik vergat alle negatieve gedachten en begon te lopen en te schreeuwen zodat deze persoon me zou opmerken. Het baatte niet de schaduw verdween weer even snel als hij tevoorschijn gekomen was.
Er was een enorme doorgang tussenin de bergen door, die uitmondde op een heuse marmeren poort.
Op het eerste zicht kon ik er een wolven, vossen en leeuwen hoofd op zien die waren opgevuld met prachtige ornamenten en daaronder de tekst “SI vis passum, para bellum”
Duidelijk met de hand gemaakt was dit nog eens het bewijs dat er leven was rondom mij, maar waar moest ik gaan zoeken?
Ik probeerde rondom de poort de berg op te klimmen maar het had geen nut, de wanden waren te stijl en de ornamenten in de poort waren niet diep genoeg om de poort zelf te beklauteren. Teleurgesteld en met verminderde capaciteiten besloot ik om hier te wachten op iemand die door de poort moest gaan. Ik maakte een deftig plekje vrij tussen de rotsen en staarde naar de felblauwe hemel met af en toe een paar overheersende wolken die mij stilletjes in slaap wiegden.
Na wat een goede droom was kwam ik weer bij in een niet al te aangenaam strooien bed dat bedekt was met een dun laken.
De muren waren van steen en er was bijna geen decoratie, behalve dan het ene rek dat vol stond met boeken juist naast de deur. Naast het bed lag er een plateau met fruit op en ernaast een kom water met een glas.
Waar was ik in godsnaam beland? Niet lang later kwam er een beeldschone vrouw in de kamer, ze was blond had een slanke vorm en prachtige bruine ogen met gele stippen erin. ”Ah je bent wakker” zij ze. “Je lag al een paar dagen te slapen, ik had bijna de hoop opgegeven dat je nog wakker werd, mijn broer heeft je gevonden naast de eeuwige poort en probeerde je wakker te maken.
Toen dit niet lukte heeft hij je ingeladen in zijn kar en heeft je naar hier gebracht”.
Ik bedankte de vrouw om mij te verzorgen nam mijn spullen bij de hand, maar op het moment dat ik wilde vertrekken vroeg ze mij aan tafel.
”kom” zei ze “ik heb juist het avondeten klaargemaakt ik zal er een bord bij zetten zodat je wat kan eten”. De heerlijke geur trok mij zo naar de keuken ze zette de borden op tafel en schonk mij een groot glas wijn in. Ik begon te eten alsof mijn leven ervan af hing, het eten was heerlijk.
Na deze prachtige maaltijd stelde ze haar voor. “Ik ben Linwé wat is jouw naam?”, “surion” antwoordde ik volgend met “waar ben ik eigenlijk? Toen ik buiten liep was er geen kat te bespeuren en toch ben ik op een of andere manier hier geland?”. ”je bent hier in Highmere gelegen in Aelholt, we zijn een van de enige dorpen die de grote droogte overleefd hebben dat is ook de reden dat we je gevonden hebben.
Mijn broer gaat altijd jagen in de woestijn sinds mijn vader zijn gezondheid zwakker aan het worden is. Tijdens de nacht komen de meeste dieren uit hun verstopplaats sinds het overdag veel te warm is. Tijdens zijn vorige jachtpartij was hij een wild hert naar de poort aan het leiden zo is hij jou tegengekomen en heeft hij je gered". Toen verlangde ze om te weten, “van waar ben je eigenlijk?". ”ik ben van Buschwyk in Aelwinn ik moest van de dorps oudste naar Sinai gaan, maar ik herinner mij dat ik uit het dorp vertrok en dan plots weer bewust werd in het midden van de woestijn”.
“We zullen morgen eens naar Falco gaan mijn vader hij is onze dorps oudste die zal je misschien de juiste kant kunnen aanwijzen om in Sinai te raken”. "Ik heb wel een lange dag achter de rug dus ik ga nu lekker in mijn bedje gaan liggen.
Ik zou je zeker aanraden om eens het dorp te gaan verkennen".
Linwé haar huis lag volledig op de buiten omringd door prachtig vruchtbaar land, waarschijnlijk dat deze van haar familie waren. Ik kon een beetje verder licht zien dus ging op stap.
In het dorp zelf was het prachtig overal was er groen en water. Met enorme irrigatiesystemen hadden ze het water van de weinige waterbronnen over het hele dorp verspreid. Je kon perfect zien waar het dorp eindigde, een paar meters verder was het land compleet uitgestorven. Er waren niet veel huizen maar elk huis was prachtig gebouwd met volle stenen die leken uit een rivier genomen te zijn, de ramen waren overdekt met witte houten panelen en de daken waren opvallend plat met speciale systemen ingebouwd voor de zo bijzondere regenbuien op te kunnen vangen. Na een deftige wandeling besloot ik om terug te gaan naar Linwé haar huis, nam een boek en begon te lezen tot ik weer in slaap viel.
De volgende dag was ze al druk bezig in de weide om samen met haar broer het land te bewerken, ze had ontbijt klaargelegd met een klein briefje ernaast. “Neem wat krachten op en kom u dan bij mij vervoegen, ik heb nog iets wat ik je zou willen tonen.”
Ik had geen tijd om alles deftig op te eten of Linwé kwam al binnen. “Kom ik zou je aan een speciaal familielid van mij willen voorstellen, pas wel op het is een speciaal geval.”
Ik verliet het huis na Linwé en we gingen via de zijkant naar de achterkant van de woning. “Ik wil je aan Pegasus voorstellen.”
Ze trok de deur van de stal open en daar was hij, een trots gevleugeld paard, met een perfect zwarte vacht en bloedrooie ogen. Het keek me aan met veel onrust, toen we dichter kwamen kon Linwé het paard op zijn gemak stellen.
“Ik heb hem ooit gevonden niet ver buiten het dorp en sindsdien hebben we al heel wat meegemaakt samen. Hij heeft het niet zo voor vreemde personen”, zij ze tegen me. Ik keek het aan met deels bewondering en deels ongeloof, het hield elke beweging dat ik deed in de gaten. Pas toen linwé naar mij kwam om mijn hand te nemen begon hij zich op zijn gemak te voelen. Ik kwam voorzichtig dichter en dichter tot ik op armlengte was van het beest, en begon hem langzaam te strelen.
Je zag dat hij ervan aan het genieten was, we klommen op zijn rug en waren klaar om de lucht in te gaan. Het was gelukkig een prachtige droge dag en de koele wind die om ons heen vlamde gaf een heerlijk gevoel. Beneden stond haar broer te wuiven naar ons met een brede glimlach tot we zo hoog kwamen dat we met moeite nog de grond zagen, we zaten in en boven de wolken het was ongelooflijk de snelheid en de hoogte gaven een perfect gevoel van vrijheid. Tot we ineens naar beneden tolden, ik werd van het paard gesmeten en dit gevoel van onsterfelijkheid werd heel snel vervangen door pure angst en adrenaline.
Een opgekropte keel zorgden ervoor dat ik niets kon roepen. Na een paar honderden meters al slingerend door de lucht, zag ik ineens Linwé en pegasus in een duikvlucht langs mij om komen, je kon van Linwé haar gezicht aflezen dat ze aan het genieten was. Waarschijnlijk was ik niet de eerste persoon die dit meegemaakt had. Toen Pegasus een draaibeweging maakte en onder mij kwam te vliegen en Ik landde mooi op dezelfde plaats waar ik van gevallen was, de adrenaline begon stilaan weer weg te vloeien uit mijn verkrampte lichaam.
Zo kon ik weer beginnen te genieten van deze unieke vlucht.
We kwamen boven een dal terecht dat nog vulkanische activiteit bevatte, je kon de gassen uit de grond zien komen. In het midden van dit dal stond een klein huisje we begonnen te dalen en landden voor de deur. Redelijk opgelucht dat ik weer met beide voeten op de grond stond nam ik een diepe adem en het laatste beetje adrenaline verdween volledig uit mijn lichaam.
“Dit is het huis van mijn vader, Falco, onze dorp's oudste."
Zonder te wachten ging linwé naar binnen, we kwamen in een klein maar eigenaardig ingericht huisje terecht. Overal waren de rode muren gedecoreerd met schedels die met goud afgewerkt waren, in het midden was er een perfecte cirkel gemaakt uit kussens met daartussen een verwarmingsketel die eruitzag als een eeuwenoud roestende toestel dat al jaren buiten in de regen stond. Daar stond hij dan Falco op een kussen met zijn eigen te praten of het leek er sterk op, Linwé gebaarde mij direct om stil te blijven en te wachten tot hij uit zijn trance zou komen. Na een paar momenten kwam hij weer bij.
“Dag Linwé eindelijk kom je eens langs, wie is deze jongeman?” Zei hij met een argwanende blik. ”Dit is Surion, we hebben hem gevonden in het midden van de woestijn, hij was op doortocht naar Sinai maar is onderweg volledig verloren geraakt." “ Sinai” mompelde hij en keek me aan alsof ik volledig zot was.
“Wat zou je daar willen zoeken Surion?”, “ Ik ben gezonden door de dorps oudste van bushwyk hij zei dat ik dringend een bericht moest afleveren aan de koning, Maar toen ik het dorp verliet, raakte ik op een of andere manier bewusteloos en werd wakker in het midden van de woestijn op een plek die ik niet herkende”. Waarop linwé toevoegde “dat is de reden dat ik hem naar hier gebracht heb, in de hoop dat je ons wat verder zou kunnen helpen”. Falco; keek ons denkend aan tot hij ons aanwees om te gaan zitten op de kussens. We kregen elk wat te drinken en dan begon hij de conversatie weer “De oude stad van sinai is niet zo makkelijk bereikbaar, wat ik wel weet is dat er bepaalde ingangen zijn.
De ene ingang is beter bereikbaar dan de andere maar ik heb geen idee hoe of waar deze te vinden zijn. Ik zal de geesten om hulp vragen." “De geesten?” vroeg ik.“Ja” zei falco, “ik zal jullie wel vragen om complete stilte en wat er ook gebeurt om niet tussenbeide te komen. Na dit gezegd te hebben nam Falco de kleermakerszit aan, spreidde zijn vingers en plaatste deze voor zijn lichaam ter hoogte van zijn schouders. Hij begon stil te neuriën en onverstaanbare woorden uit te brabbellen tot zijn ogen volledig wit werden. Hij begon met iemand te praten, Tot er ineens een druk kwam op zijn nek alsof iemand hem aan het wurgen was, je kon letterlijk de druk rond zijn keel zien. Hij begon te roepen en te schreeuwen, rollend over de vloer stampend tegen de kasten en hysterisch hijgend naar adem begon hij stilletjes de overhand te krijgen.
Toen hij weer bij bewustzijn was keek hij me aan en zij met een angstige stem, “de geesten willen persoonlijk met jou in contact komen.”
Hij begon een drank te brouwen, die mij zou helpen om de grens tussen de twee werelden te overschrijden.
Ik hoopte gewoon dat de smaak beter zou zijn dan de walmende geur die het volledige huis aan het overnemen was, het leek of er vissen opgelegd waren in de zon en dat ze daar weken hadden gelegen, de geur was ongelooflijk degoutant. Toen het drankje af was kwam Falco naar mij “eerst en vooral leg je op je zij met een kussen onder je hoofd, moest je overgeven zou je anders stikken, en eens je tussen de werelden hangt kan elke aanraking een heus onbalans maken dat ervoor zou zorgen dat je niet terug zou kunnen komen, ben je zeker van je keuze?”, “we gaan ervoor” zij ik en ik dronk het drankje op. In eerste instantie voelde ik niks behalve die rotte smaak die door mijn keel liep, ik voelde hoe het zijn baan maakte naar mijn maag en daar ineens een stekend gevoel gaf als een zwaard recht in mijn maag, dit gevoel kwam stilletjes naar mijn hoofd en ik begon lichtjes te hallucineren. Na een paar minuten gingen alle lichten uit, ik was nog bewust maar kon niks meer bewegen of zien, ik was bijna volledig verlamd en schijnend blind. Toen ik het gevoel kreeg dat mijn voeten nat aan het worden waren begon ik weer stilletjes aan mijn zicht terug te krijgen.
Ik zat midden in een moeras en was tot aan mijn enkels in het water, het was ijskoud je kon de dood zo horen langskomen toen de windvlagen opkwamen.
Ik ging rechtdoor op iets wat leek als een pad, de volle maan verlichtte alles zo goed dat het nog angstaanjagender was, de verwelkte bomen en de kapotte struiken die met de wind mee een akelig geluid maakten.
Ik voelde mij als een prooi in de gaten gehouden en elke stap die ik nam was dan ook harder en harder, mijn benen begonnen te trillen. Ik voelde mijn hart zo hard tekeer gaan dat ik dacht dat het gewoon uit mijn lichaam zou springen en weglopen. De weg die ik nam, kwam uit op een rechthoekig plein volgestrooid met oude beenderen die leken alsof ze afkomstig waren van dier als mens, de beenderen waren zo verspreid dat het natuurlijke aspect ervan bijna niet meer bestond. Ik was in het hol beland van een of ander beest dat kon niet anders.
Ik had nog geen tijd om rechtsomkeer te maken dat er een zwarte schaduw rond mij begon te cirkelen sneller en sneller wat wel leek op een orkaan beweging plots wijkte het af nam een beetje hoogte en stortte zich in de grond juist voor mijn ogen. Verstijfd van de angst zag ik een gedaante groeien, een groene schijn omhulde een prachtig maar angstaanjagende vrouwenlichaam, de rode ogen keken me aan en hielden me in de gaten, haar lange haren vielen bijna tot aan de grond met haar rechterknie opgetrokken in een soort van vechtpositie hoorde ik haar fluisteren. “Eindelijk ontmoet ik de schepper van het equilibrium mijn naam is Ares”, in shock keek ik haar aan, de wind begon op te komen, ik kon het niet meer houden en werd omvergestoten, kwam oog in oog met een gouden schedel, zijn ogen begonnen te gloeien en de lichtstraal die uitkwam ging via mijn mond recht mijn lichaam in.
Ik voelde een enorme energiestoot mijn lichaam overnemen en begon te zweven, volledig in paniek keek ik Ares aan en ze reikte haar hand uit naar mij. Toen ik haar hand vastnam begonnen al mijn aders op te zwellen, wat begon bij mijn hand kwam snel over mijn hele lichaam terecht, ik was volledig bedekt met donkerblauwe strepen waar mijn aders waren. Ineens spatte Ares uiteen in honderden kleinere schaduwen toen ik een hysterisch geschreeuw hoorde, “volg het licht, en je zal je duistere kant vervolledigen, het equilibrium moet hersteld worden voor het te laat is”. De schaduwen begonnen weer rondom mij te draaien als een wervelwind.Smeten mij in de lucht en
…
"Hij is weer wakker” hoorde ik Linwé roepen, “wat heb je gezien heeft het je geholpen?” tot Falco tussenbeide kwam en verklaarde dat ik deze informatie beter voor mij hield, sommige dingen moeten niet geweten zijn.
“Maar...” opperde Linwé, Falco keek haar aan en knikte afkeurend. “dan we gaan naar huis het begint laat te worden en pegasus zal ongeduldig worden als hij te lang vastgebonden blijft aan die boom”.
Zo gingen we door maar ik kon niet genieten van de terugvlucht, wat bedoelde Ares met het licht volgen? En mijn duistere kant ontmoeten? Voor zover ik weet had ik nog nooit iemand bewust pijn doen leiden, na een deftig avondmaal konden we beide niet slapen. Toen Linwé vroeg of ik geen wandeling met haar wou maken, er was namens een plek dat ze absoluut wou dat ik bezocht.
Het was de plek waar ze pegasus gevonden had. Onderweg begonnen we over alles en niks te praten, tot de conversatie een droevige draai aannam toen ze over haar ouders begon te praten. “Mijn ouders zijn omgekomen aan de eeuwig durende familie vloek, sinds meerdere generaties word mijn familie geteisterd door bizarre verdwijningen.
Ze zijn op mijn tiende verjaardag gaan jagen en zijn nooit teruggekeerd. Ze zijn nooit teruggevonden en niemand weet waar ze naartoe zijn gegaan, en sinds dat deze vloek op de hele familie rust verwacht ik dat er ooit iets met mij zal gebeuren en ik zal verdwijnen. De meeste mensen in het dorp geven het niet toe maar zijn bang van mij, bang dat als ze te dicht bij mij komen dat ze ook zullen verdwijnen. Daarom zijn mijn broer en ik zo hecht omdat we hetzelfde lot moeten ondergaan, een eenzaam lot”. Nadat ik haar wat geruststelde kwamen we aan de rand van het dorp. Na haar gedachten weer in het positieve getrokken te hebben begonnen we weer rustig door te stappen, en gewoon te genieten van de wandeltocht tot ik ineens een zacht geluid van vallend water hoorde in de verte. “Dit is het” zei ze, met elke stap nam het geluid aan.
Het begon alsmaar meer op een waterval te lijken. Toen we dicht genoeg waren kon ik zien dat ze me naar een kleine oase gebracht had midden in de woestijn er was een kleine vijver met stromend water dat van uit de rotsen kwam, met een paar bomen en omringd door wild begroei. “Hier heb ik pegasus gevonden, kort nadat mijn ouders verdwenen waren ben ik weggelopen uit het dorp, ik ben toen per ongeluk hier geland en zag hem gewond en uitgedroogd in het zand liggen net buiten bereik van de oase. Ik heb hem toen geholpen en meegenomen naar huis om te verzorgen.
Nadat ik hem opgelapt had wou ik hem vrijlaten maar hij wilde niet meer weg. Pegasus heeft mij grotendeels geholpen in het verwerken wat er met mijn ouders gebeurd is, en is nu een van mijn belangrijkste vrienden na mijn broer. Zet je op je gemak ik heb in de loop van de jaren een paar stoelen gemaakt van de rotsen die hier lagen, een hoopje blaren en een steen is comfortabeler dan een stoel in mijn eigen huis.”
Met een achtergrondgeluid naar de sterren kijken zonder enige haast of problemen was een ongelooflijke ervaring die ik nog nooit had meegemaakt.
Op dat moment verdween alles het enige dat nog bestond was de oase en de inzittenden. We maakten er het beste van en het voelde alsof we elkaar al jaren kenden, ineens kwam er vanuit de bergen een lichtflits, maar even snel als hij tevoorschijn kwam, was hij dan ook weer verdwenen. ”Ik zie deze flits regelmatig” zei linwé, ik heb er in de tijd nog over gesproken met Mijn vader en hij heeft mij gezegd dat hij dit al eens onderzocht had maar er nooit een antwoord op heeft gevonden. Hij voegde er wel bij om nooit zelf te gaan kijken dat het een heel gevaarlijke plek was en toen bijna om het leven kwam. Toen we bijna in slaap vielen besloot ik dat het misschien beter was om weer naar huis te gaan, het was hier tenslotte onmogelijk om de hele nacht te blijven in de vriezende kou.
Thuis wensten we elkaar een goede nacht en gingen gaan slapen. De volgende dag zat Linwé's broer ook aan tafel, hij reikte direct de hand uit en stelde zich voor als Amras, “Ik Hoop dat je je al beter voelt, toen ik je gevonden had, zag je er echt belabberd uit. Gelukkig heeft Linwé magische handen als het om verzorging gaat, zet je aan tafel het ontbijt staat al klaar. Ik heb een kaart meegenomen om je te helpen in je opdracht, Linwé heeft er mij daarnet alles over verteld”. En We komen mee, hoe meer zielen hoe meer vreugde en wie weet kan het nog interessant worden. Na een tijdje te twijfelen dacht ik wel dat dit nog een gouden kans was alleen zou het een heel lange tocht worden. Die avond begonnen de voorbereidingen er heerste een overheersende vreugde, het verlangen naar het onbekende maakte ons iets angstig, Maar de angst werd dan snel bedaard door nieuwsgierigheid. Nadat al onze spullen klaar stonden gingen we slapen, ik heb de hele nacht liggen woekeren in mijn bed misschien was het anticipatie of gewoon de slapeloosheid maar ik lag de hele nacht te piekeren over alles en niets. Al denkend viel ik in slaap en toen ik mijn ogen open deed was iedereen al druk in de weer. Amras liep rond als een kip zonder kop terwijl linwé alles aan het voorbereiden was op deze korte reis. Toen we vertrokken waren de zonnen op zijn hoogst.
“Volgens deze kaart” sprak Amras “zouden we richting de grote poort moeten lopen, nu om deze open te krijgen zullen we op die plek moeten wachten tot een van de wachters er is en hopelijk zal deze ons door laten”. Met een rugzak die groter was dan hem had Amras moeite om ons te volgen. Het duurde niet lang of het zweet begon uit te breken, zijn gezicht werd zo rood als een tomaat en zijn enkels leken het te kunnen begeven op elk moment. Te trots om iets te zeggen besloten linwé en ik om een pauze te nemen om zo stiekem hem het leven wat lichter te maken. We vonden een kleine boom met wat schaduw om te kunnen rusten. Linwé begon direct weer over de droom die ik had.
“Zeg nu wat heb je nu eindelijk gezien? Je zag er verslagen uit toen je terugkwam”. “Wel” vertelde ik, en vertelde toen de volledige droom in detail Amras en Linwé staarden naar mij met weide ogen, hangend aan elk woord dat uit mijn mond kwam. Na wat genoten te hebben van de rust moesten we stilaan weer op pad gaan, zo gezegd zo gedaan we namen onze spullen op en vertrokken weer. Amras was ongelooflijk opgelucht dat zijn zak wat lichter was en begon weer zijn enthousiasme terug te krijgen. Na nog een goede halve dag stappen, kwamen we aan aan de eeuwige poort. Daar zetten we kamp en hoopten dat we snel een manier zouden vinden om binnen te raken. Het weer draaide al snel om en de lucht begon overheersend grijs te worden. De wind begon op te komen en was stilletjes sterker en sterker aan het worden, er leek wel een oorlog aan de gang. De wind, de regen en de bliksem vochten om de lucht te kunnen overheersen.
Met elke bliksemschicht die neerviel en elke windvlaag die ons aanviel voelden we ons minder en minder op ons gemak. Tot we besloten om in een grot te gaan schuilen niet zo ver van waar we zaten, de donder begon te galmen tussen de flitsende bliksem. Het regende zo hard dat het leek of we aangevallen werden door minuscule vallende stenen, we liepen zo snel mogelijk de grot in. Ik offerde mijzelf om wat dichtstbijzijnd hout bij te sprokkelen in de hoop dat het niet te nat was geworden om ons zo snel mogelijk op te warmen bij een heerlijk kampvuur. De donder kwam zo luid en hard aan dat het elke keer een kleine aardbeving veroorzaakte. Het meeste hout was al doordrenkt maar gelukkig lag er aan de binnenrand van de grot een groot gewas, volledig uitgedroogd hoopte ik er het vuur mee op te starten om zo het natte hout te drogen en op zijn toer aan te steken. De immense grot was prachtig in het vurige licht van het kampvuur, de wanden leken wel beschilderd met natuurlijke formaties die bijna een menselijke vorm aannamen. Een natuurlijke Picasso die ons bijna de hevige storm deden vergeten die buiten woedde.
Amras was kapot en wou liever gewoon wat uitrusten, dus gingen Linwé en ik op onderzoek. We maakten een toorts elk en gingen dieper de grot in. De gang veranderde van vorm, van een kleine doorgang waar met moeite een mens doorkon, tot een immense poort waar een hele familie zonder probleem naast elkaar kon lopen. De hoogte veranderde nooit wat opmerkelijk was, het leek haast onnatuurlijk. Het leek of de grot diep in de berg ging, het onweer leek verder en verder te komen en “verdween” bijna volledig. Tot we opeens een harde klap hoorden, gevolgd door een hevige schreeuw van Amras, Linwé en ik keken elkaar aan en begonnen zo snel mogelijk terug naar de ingang van de grot te komen. De gang leek wel oneindig elke stap die ik zette, deed mijn hart sneller bonzen, de adrenaline helpte me om sneller te lopen dan ik ooit al had gelopen. Toen we aankwamen zagen we dat de ingang van de grot ingestort was. “De bliksem heeft mij bijna geraakt” Zij Amras hijgend, zijn been zat vast onder een enorme rots die door de inslag neergehaald werd uit het plafond.We renden naar hem toe en probeerden de steen te verplaatsen.
Het plafond werd met de minuut instabieler en zou elk moment naar beneden kunnen vallen. Ik begon de wanhoop in Linwé haar ogen te zien, irrationeel, deed ze wat ze kon om haar broer te redden toen het plafond naar beneden viel. Ik kon nog net op tijd springen en haar wegduwen. maar nu was Amras tot aan zijn hoofd bedolven onder de stenen, weer begonnen we steen per steen weg te halen maar het had geen nut. Amras was onherstelbaar verwond dus nam ik de beslissing om Linwé bij haar arm te nemen en tegen haar wil weg van haar broer te trekken. Ze klopte op mijn arm, begon te huilen, te roepen en te schoppen. Toen Amras uiteindelijk het leven gaf, werden zijn ogen volledig wit. Linwé stortte in en keek machteloos naar het levenloos lichaam van haar broer. Ze snakte naar adem tussen elke traan door. Haar laatste familielid was verloren gegaan. Ik wist niet wat te doen, ze moest daar weg voor haar eigen veiligheid! Ik nam haar weer vast gaf een harde ruk aan haar arm en stapte naar achter. Nam haar in mijn armen en liet haar uithuilen op mijn schouder. “We moeten hier weg” zij ik, “als we hier blijven volgt ons hetzelfde lot dat mag niet gebeuren. We zullen terugkeren en hem een deftige begrafenis geven”.
“Maar nu moeten we weg!”. Ik raapte het beetje dat nog overgebleven was van onze spullen nam Linwé onder mijn schouder en we gingen dieper de berg in. Linwé was zo overstuur dat ze niet eens meer wist wie of waar ze was. Ik voelde mijn hart breken toen ik haar aankeek dit was niet de bedoeling, moest ik alleen gekomen zijn was dit niet gebeurd. Toen ik vond dat we veilig waren maakte ik een zo comfortabel bed mogelijk voor Linwé, legde haar neer en bleef naast haar zitten tot de tranen haar in slaap wiegde. Het hele voorval bleef maar terugkomen, wat was er nu gebeurd? Piekerend en als een film elk detail aan het bestuderen kon ik geen slaap vatten. Toen Linwé eindelijk wakker werd, stak ik de enige overgebleven toorts aan. We keken elkaar aan met een lege blik, de stilte was alleszeggend. Ze klauterde in mijn armen en bleef daar levenloos in liggen, tot het haar begon door te dringen dat we hier weg moesten. We zouden een uitweg vinden wat het ons ook zou kosten. We raapten ons op en liepen verder, maar het duurde niet lang of de toorts was opgebrand en we waren weer in de volledige donker. We konden geen haar meer zien en moesten op de tast afgaan, op een traag maar stabiel tempo kwamen we stap voor stap vooruit. We liepen hand in hand om elkaar zeker niet te verliezen.
Ineens voelde ik Linwé stoppen, en dan zag ik het ook. Een dunne lichtstraal kaatste terug op de wand niet ver voor ons. We hadden de uitgang gevonden.
We begonnen zo snel mogelijk naar het licht te lopen maar wat een lichtstraal bleek te zijn was een mineraal dat licht weerkaatste, er was een hevige draai en daar was het. In de verte een groot wit gat, het zicht waar ik op gehoopt had. We begonnen stilletje weer deftig te zien, het leek of we recht naar de zon liepen, het licht was zo fel dat we het niet direct aan konden kijken. We begonnen de warmte te voelen op onze huid, een lichte bries streelde onze haren het voelde heerlijk aan. Eens buiten kwam het besef dat we nog niet volledig buiten schot waren, we stonden op een richel een aantal meters boven de grond, er strekte een bos uit zo ver als we konden zien, maar we zaten nog altijd in de berg...
Aan de rechterkant kon ik een heuse stad zien, met een toren die bijna tot aan het plafond van de grot kwam. Hetzelfde plafond dat door de jaren heen door de corrosie op een gatenkaas leek, de gaten waren groot genoeg om licht door te laten. En zo te zien genoeg licht om een volledig bos te laten groeien, het was prachtig. Na een kortstondig onderzoek zag ik dat er een kleine stenen trap was aan onze rechterkant. De trap kwam in een lage gang, die omgeven was door bomen. De vloer was aangelegd met grote kasseien, het was de perfecte mix tussen menselijke creatie en puur natuur.
Linwé had het echt moeilijk en vroeg mij om door te gaan zonder haar, zodat ze wat kon uitrusten en eventueel wat later afkomen.
Toen ik aan de uitgang kwam stond ik voor een immense poort omringd door een hoge muur. De wachters die de poort bewaakten merkten mij ineens op en kwamen mij tegemoet. Na een heerlijk glas water en een lang gesprek stelde een van de wachters voor om mee terug te komen en Linwé op te gaan halen.
Na het hevige heen en weer stappen kregen we elk een kamer, ik zorgde ervoor dat Linwé goed geïnstalleerd was en bereidde mij voor om naar de koning te gaan om de brief af te geven.
De koning zat op zijn hoge troon in een zaal waar Linwé haar volledige huis een paar keer in zou kunnen, en dit met het dak erbij. Het het dak was een volledig grit van driehoeken die steunden op pilaren aan de uiteindes, het gaf een gevoel van openheid en macht.
Eens ik midden in de ruimte was begon ik al de wachters te zien rondom de koning. Ik begon een gevoel van ongemak te krijgen, ik voelde mij niet op mijn plaats, maar was wel blij dat de brief eindelijk aan zijn rechtvaardige eigenaar gegeven zou worden.
Ik knielde een paar meters voor de troon en de koning deed teken dat ik de trap op mocht komen naar de troon toe.
Maar toen ik de brief nam, kon ik mijn ogen niet geloven, het zegel was gebroken, de brief was geopend. Ik kon deze brief niet afgeven, maar de koning was al aan het wachten.
“Is er een probleem?” vroeg hij me met een forse stem. Toen hij mij aankeek en weer naar de brief keek, kon je merken dat hij het door had. Ik begon te trillen op mijn benen, wat zich uitte op een hevige vecht of vlucht reactie. Maar ik besefte al even snel dat moest ik weg proberen lopen ik snel gestopt zou worden door het grote aantal wachters in de zaal. De enige oplossing die ik voor mogelijk hield was om de brief af te geven en hopen dat alles goed uitliep.
Ik gaf de envelop aan de koning, je zag zijn hele gelaat rood worden van woede.
Furieus gaf hij me een tweede kans om de brief af te geven en hij beloofde dat mijn straf dan veel lichter zou zijn. Maar ik had geen idee waar de brief lag, wie hem geopend had en waarom. Ik knikte nee en legde uit dat ik hem de hele tijd bij mij gedragen had dus dat het onmogelijk was dat de brief verdwenen was. Ik had hem effectief nooit uit het oog verloren en het enige moment dat ik hem niet bij mij had was toen ik mijn zak achtergelaten had bij Linwé om de wachters op te zoeken. Toen bedacht ik dat misschien Linwé hem voor een of andere reden gelezen had en vroeg de koning de toestemming om naar haar kamer te gaan.
Hij deed teken naar twee wachters en ze vergezelden mij naar haar kamer waar Linwé voor de open haard stond. Toen ze me de kamer zag binnenlopen kreeg ze weer een glimlach op haar gezicht, diezelfde prachtige glimlach die ze had toen ik haar voor het eerst zag. Niet wetende dat het deze keer een heel prijzige glimlach was. “De brief ligt in de open haard, je bent net te laat” waren de enige woorden die ze uitsprak, ze kwam dichterbij en gaf me een kus op het voorhoofd.
Toen ik begreep wat er effectief aan de hand was draaide ik mij om, ging naar de wachters en vroeg hen om mij weer naar de koning te brengen.
Ik legde toen uit dat de brief verloren moest geraakt zijn in de grot, maar het eindvonnis zou met elke mogelijke verklaring hetzelfde geweest zijn.
Hij smeet me zonder al te veel woorden in de cel.
De vochtigheid was niet te houden zonder te beginnen over de geur...
Na een tijdje begon ik de hoop op te geven, ik had zitten kloppen op de tralies, ik schreeuwde mijn longen uit, maakte zoveel geluid mogelijk maar niks had er baat bij. Niemand kwam naar beneden.
Stilletjes aan begon ik mijn tijdsbesef te verliezen, elke minuut leek een eeuwigheid en elke seconde werd moeilijker en moeilijker om niet door te draaien. Tot ik uiteindelijk gewoon op de grond lag al rillend en wachten op wat dan ook voor mij gepland was. Het ergste was niet de cel of de vochtigheid noch de koele ruimte, maar niet weten wat er zou gebeuren, ik had geen controle meer en moest mij op alle mogelijke scenario's voorbereiden.
De wachters kwamen uiteindelijk uit de kelder halen, ik werd naar boven gebracht en zo via het terras naar het grote buiten plein, het was volledig omringd door een hevige meute die al roepend en schreeuwend duidelijk maakten dat ik hier niet gewenst was. In het midden van het plein stond de gekapte man met zijn bijl, volledig voorbereid en klaar om gebruikt te worden. Al mijn spieren lieten los en ik stuikte in elkaar, de wachters raapten me op en droegen me naar de galg om mij zo op de bank te leggen.
Toen ik nog snel links keek, merkte ik Linwé op die stond te kijken, ze had haar broer zijn pull in de hand en keek vol afschuw naar het ritueel dat voor haar ogen uitgevoerd werd. Toen de bijl uiteindelijk neerviel, rolde mijn hoofd tot aan haar voeten, ze raapte me, we keken elkaar oog in oog. Ik kon opmerken hoe haar prachtige ogen vol zwart opgevuld waren waren, het leek wel alsof haar ziel haar lichaam verlaten had. Na een paar seconden naar mij gekeken te hebben smeet ze mijn hoofd met haar volle macht in het kampvuur dat wat verder brandde en toen ging het licht uit.
To be continued