Uit het dakraam tuurt de horizon.
Net boven het maaiveld
vindt de wijk zijn tweede
adem.
In vogelvlucht duikel
je makkelijk van grot
naar loods.
De torens van hoogovens
houden zich koest
en wachten
met affakkelen
tot droever duister
definitief invalt.
Dat doet de zon
die steeds verder zakt
en minuut
per
minuut
dichter naar de winter kruipt.
Ze morrelt aan lange dagen
zonder zorgen.
Hier liepen mensen
die nu rusten
als stof
als as.
Hun schimmen bevolken de
straten, regendruppels vervellen
herinneringen.
Ze wissen stapvoets
de tred en ritme
van deze rijen huizen
die
-van boven gezien-
als puzzelstukjes in elkaar
passen.