SLAAPZACHT

28 nov 2020 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Liefste M.,

 

Het begint al meteen zoals het altijd begon: vanaf dit allereerste woord doe je me twijfelen…

Hoe spreek ik je het beste aan: kan ik je liefste noemen? Of schrijf ik je beter aan met ‘beste’? Of misschien ‘heer’? Mijn-heer is geen optie. Je bent al lang niet meer van mij. Ik vraag me zelfs af of je ooit de mijne bent geweest.

Liefste… Kan je ‘liefste’ gebruiken voor iemand die je ooit liefhad, ook al is dat heel lang geleden?
En wat als die iemand op zijn beurt jou nooit echt lief had?  

We kennen elkaar ondertussen niet meer. Hoewel ik jou nooit volledig heb gekend.

We zouden elkaar nog wel her-kennen. Dat weet ik zeker. Beiden enkele kilo’s zwaarder, wat grijze haren rijker. Met hier en daar een rimpel die zich begint te nestelen in de plooien van ons gezicht.

Wanneer we in elkaars ogen kunnen kijken, zullen we elkaar eeuwig herkennen. Zelfs al zijn we zo oud en versleten, dat we niet meer kunnen rechtstaan. Denk je ook niet?

Mocht je me nu op straat tegen komen, zou je vriendelijk naar me knikken? Zou je zelfs een ‘Hallo’ voorzichtig over je lippen laten strompelen? Of zou je die lippen stijf op elkaar houden, blik op de grond, alsof je me niet zag? Me proberen te negeren, volledig te schrappen uit je verleden en doen alsof wij nooit zijn gebeurd?

Ik geef eerlijk toe dat ik niet zou weten wat ik zou moeten zeggen. Er is in het verleden al zoveel gezegd…  Maar je praatte meestal langs me heen. Zonder echt te luisteren.

Wanneer wist jij dat het definitieve einde was aangebroken? We hadden al veel breekmomenten gehad maar leken nooit volledig uit elkaars leven te verdwijnen. Er leek altijd iets voor te zorgen dat we elkaar opnieuw tegenkwamen of terug contact zochten. Of was het vooral ik, die telkens weer contact zocht met jou?

Ik wist het die ene avond, in dat drukke café met die ene vriend van je.  “Wie is dat?” vroeg hij op mij neer kijkend. En ik zag dat je met je mond vol tanden stond. Toen was het duidelijk, dat je nooit hebt geweten wie ik voor je was en dat je ook nooit ging weten wie ik voor je kon zijn.

Ik heb me omgedraaid, ben weggelopen en heb nooit meer omgekeken.

Je vraagt je misschien af, waarom ik je dan nu plots na al die jaren schrijf? Ik sta er zelf van te kijken…

Maar ik zat 3 weken geleden op de bus. Weet je nog, hoe leuk ik dat vond? Rustig rijdend. Altijd exact dezelfde route. Dag na dag, jaar na jaar. Een van de weinige zekerheden in het leven. Zachtjes rollen tussen de landschappen door. Gewoon op weg. Mijn hoofd de ruimte geven om volledig af te dwalen naar waar het ook wil, de buschauffeur die me brengt naar waar ik hoor te zijn.

Ik keek naar buiten en zag hoe een blauwe reiger beheerst over het water met ons mee vloog. En uit het niks, stond je daar. Te likken van een ijsje met een meisje aan je zij. Compleet onverwacht.

Ik was van het ene moment op het andere het noorden kwijt, letterlijk en figuurlijk. Ik wist niet meer naar waar ik onderweg was. Waar ik naartoe ging. Waar ik hoorde te zijn.

En sindsdien ben ik de weg nog steeds kwijt.

Ik had je jarenlang op het achterste bankje in mijn hoofd gezet. Je was nog altijd aanwezig maar meestal vergat ik dat je daar zat. Alsof je was ingedommeld en besloten had gewoon eeuwig te blijven slapen.

Ik heb je nooit met opzet willen wekken. Ik vond het prima, jij verzonken in een diepe slaap.

Maar door je daar te zien, schoot je ineens terug wakker. En nu loop je elke dag, elk uur, elke minuut rondjes in mijn hoofd.

Ik heb al slaapliedjes voor je gezongen, je uren voor de tv gezet, je kilometers doen lopen tot je moest kotsen, je in tientallen warme baden ondergedompeld, ik heb je zelfs meermaals zat gevoerd. Maar je weigert consequent en persistent terug in slaap te vallen.

En nu zit je daar, op de eerste rij met die belachelijke grijns op je gezicht. Die grijns waar ik ooit zo van hield die me nu doet walgen.

Vakkundig als een chirurg ben je met een scalpel al mijn oude wonden weer aan het open snijden. Door al het littekenweefsel doet het zoveel meer pijn dan de eerste keer.

Ik had ons hoofdstuk al lang afgesloten en weet ook dat er geen nieuw te schrijven valt. En toch… Toch zit je terug in mijn levensverhaal.

Je hield van een paar van mijn kleine dingen. Hoe ik mijn haar in een dot draaide met een potlood. Hoe ik elke vogel die we zagen bij naam kon noemen. Hoe ik altijd felle kleuren droeg.

Ik hield van al jouw kleine dingen maar het meeste van al, hield ik van je optelsom.

Ik heb er tot nu toe nog nooit bij stil gestaan, maar sinds jij uit mijn leven bent draag ik geen felle kleuren meer. Misschien omdat ik permanent een beetje aan het rouwen ben.

Wat heb je eigenlijk geantwoord aan die ene vriend? Wie was ik voor je? Wat waren ‘wij’ voor je?

Het was zo vaak tasten in het donker. Al jouw muren onderzoeken in het duister, hopend om een lichtknop te vinden zodat ik je eindelijk helder kon zien en kon begrijpen hoe je echt in elkaar zat. Maar het meeste wat ik ooit heb gekregen, is schemerdonker. En in schemerdonker kan niets groeien. Zelfs geen onkruid.

 

Je weet net zo goed als ik dat deze brief voor altijd onverzonden zal blijven.

Maar ik moest hem schrijven. Als laatste poging om je terug in slaap te krijgen.

 

Sluit nu alsjeblieft je ogen en dommel terug in.

Want ik kan niet goed zonder, maar nog veel minder mét je leven.

 

Slaapzacht, liefste.

 

E.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

28 nov 2020 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket