snode aanzet
dichten is een holte
tot het zwart op mijn lippen
het jaagt de wind tot het waait
dood uit de takken slaat
de boom die zich leegt
van het schuddebuiken
en ik ongewis van de gestaltes
rijpe pruimen als verweesde kinderen
en ik die de vondelingen consumeer
alsof het mijn eigen vondsten waren
mijn tanden zetten zich in het vlees
het spat als bloed en veeg het weer af
wat overblijft zijn indrukken die krullen
van zinnen in zichzelf een scheppingsverhaal
uit het veegsel van dood op een hoop