Als we hoesten, vallen we aan de verkeerde kant
van het ravijn. Misschien tot in de sneeuw
die gisteravond viel. We wilden vuurwerk zien
en knallen tussen de bergflanken.
Er is nog niets gebeurd : we ademen, zijn gewoon
spectaculair denken we. Slapen 's morgens bedrijvig
in de liefde. We eten bloedbrood en schrijven
onze namen in witte stenen.
In dit hoge land zal vandaag de zon niet ondergaan
in zee. We moeten zelf, we moeten hoesten.
De longen volzuigen, elkaar schouderklopjes
geven. Hard. Vallen.