Vanuit het treinraam rollen huizen
als een lint uit, slechts onderbroken door
de asfaltperken van het volgegoten landschap
Een perron werpt zijn wachtenden
aan de lijn woon-werk uit, ze azen
op een zitplaats tussen vleesgeworden
rugzakken en handtassen zonder ticket
Gestolde afgestomptheid is waar we samen
naar vloeien, stille ergernissen over spoorlopers,
niet-van-mijn-tijdmuziek en ja, zelfs kindergeluk,
druppelen langs ons
Wij zitten op het sociaal gewenste spoor,
zo verzekert ons de conducteur