In deze trein van gebrekkig Frans met woorden fonkelend Spaans en snoeihard Nederlands wil ik blijven en glijden naar de verre horizon.
De pijn en zorgen achter mij verkleinen tot stip en stipjes in een oase uit een droog verleden.
Ik fantaseer; mijn gedachten zijn nu vrij. Hier alleen vreemden die mij liever zijn dan mijn eigen vader.
Met deze mensen, een mix van alle echtheden bij elkaar, wil ik verder trekken op het spoor dat ik vaak op een andere wijze bekeek.
Daar waar de rail in de diepte van een meter en een half mij vaak aanzuigt en trekt, voelen de stalen vluchtwegen onder mijn ongemakkelijke zitting als een uitvlucht naar een nieuw begin.
Kan een vrouw in de tweede helft van haar leven, haar kinderen gebaard, haar schepsels naar beste vermogen grootgebracht, losbreken van de realiteit?
Mijn reis zal stoppen in Brussel Midi, drie zalige lange uren strekken zich tevreden om me heen en ik reis.
Het gevaarte zal aan mij trekken wanneer ik stop aan de Zuid. Mijn lief zal mij hier straks treffen, maar ik lonk naar een koffie in een papieren beker in mijn trein.
Hoeveel teksten zou ik schrijven al reizend naar heel ver weg. Ik bundel de berichten twinkelend op mijn telefoon tot ze dood is en onontvankelijk verklaard.
Het geld thuis raakt op, mijn hond sterft van verdriet, mijn dochter redt het wel maar zal voor haar leven getekend zijn door haar afvallige moeder die koos voor haarzelf.
Mijn lief trekt na een week terug naar zijn laatste vrouw en haakt in waar hij was gebleven om in ieder geval te kunnen leven.
Mijn moeder dementeert en zal zich mij herinneren als de het jonge lieve kind. Mijn vader heeft zijn andere gezin en merkt niet dat ik verdwijn.
Ik zou losgaan helemaal. Compleet los van alles wat ik moet en maak een afspraak met de verleiding van het leven zonder dwang.
Het verschil met 30 jaar geleden toen ik in plaats van rails de wolken onder mij zag wegtrekken is de opgebouwde muur van verantwoordelijkheid die ik, of ik wil of niet, met hand en tand verdedig. Nog voordat mijn scherm van mijn smartphone zwart wordt zullen mijn genen mij terugroepen. Met slome modder aan mijn schoenen trek ik ze los van de grond, werp een blik achterom naar de groene weiden waar mijn fantasie vogels fluiten van geluk. Ik zal mijn jas dichtknopen en de kraag hoog opzetten. Gewapend voor de volgende reis zet ik mij in tegengestelde richting en zie de rugzakken op hun jonge schouders voorbij zweven.
Ik laat een streep na van verlangen lichtend in de mist. Mijn grond is waar ik zijn moet. Het leven onder dwang maar gevormd door mijn keuzes en de hoop op nog 50 jaar.
Ik slik mijn tranen in. Ze branden in mijn keel. De geruststelling dat ik niemand teleurstel verzilt de pijn.