De tietenbus
Mijn rechterborst wordt op het glazen planchet geduwd. Een minzame opmerking van de mevrouw in het wit; “hm, u heeft een operatie gehad”. Geen ontspannen begin voor deze tweejaarlijkse marteling voor-je-eigen-bestwil. Ik wist niet dat ze vrouwenhaters aannamen voor deze baan. Mevrouw trekt en duwt aan mijn arm en mijn schouder en manouvreert mijn rechterborst tussen de mangels. Ik voel me een middeleeuwse gevangene op weg naar het cachot. “Mijn borsten worden straks zo plat aangeduwd dat ze bijna springen en dan gaan ze me staatsgeheimen ontfutselen”, schiet het door me heen.
Mijn borst doet niet wat er gevraagd wordt. Toch lukt foto 1. Nog 3 te gaan.
Het martelwerktuig wordt een kwartslag gedraaid en van mij wordt verwacht te begrijpen dat ik mee moet draaien,”nee, niet zo!” bijt ze me toe. “U bent erg hardhandig” zeg ik assertief, “mag ik dat zeggen?” Ze kijkt me aan door vette brilleglazen en slikt iets weg. “Ja, dat mag.”
De kwartslag draai is een feit, maar het gaat niet goed. “Niet uw buik inhouden”, zucht mevrouw in het wit. Ik ben slank, trots op mijn 52 jarig lichaam: “ik houd mijn buik niet in”, bijt ik terug.
Tijd voor de andere kant. Hetzelfde tafereel maar dan in spiegelbeeld. Nog meer geduw en getrek en dan is het klaar. Ik heb geen vrienden gemaakt, maak ik op uit de nog killere sfeer in deze tietenbus.
“Aankleden en wachten bij de balie”, is het bevel. Ik salueer als een soldaat: ‘Jawohl’. Ik had mijn hoge laarzen nog aan en het effect van mijn blote bovenlijf en de klakkende laarzen maakt indruk. Ze kijkt geschokt.
Aan de andere kant van het hokje ga ik gedwee zitten en wacht. “Moet ik nu nog wachten?”, vraag ik voor de zekerheid aan de jongere versie van mevrouw in het wit. Ja dat moet. Voor het geval het niet gelukt is.
Naast mij zit een nieuwe dame, nerveus kijkt ze me aan. “Vreselijk hè”. Ik ben op slag blij met deze nieuwe vriendin en antwoordt gretig “ja en helemaal omdat die vrouw daar heel hardhandig en onbeschoft is.” “Ja!”, ze glundert met een blik van angst; “ja, dat heb ik vaak gehoord van andere vrouwen die hier waren”. Ze kijkt van mij naar de jonge versie achter de balie en daarna weer naar mij: “neem zo een enquête mee”, spoort ze me aan. “Dat ga ik zeker doen!” In één stap ben ik bij de stapel folders en gris er één mee waarbij ik de baliedame aankijk, “want zo ga je niet met mensen om”.
De wanna-be gestapo verpleegster steekt haar bebrilde kop om de hoek en snauwt: “u kunt gaan. Ze zijn gelukt”. “Mooi zo! Nog een fijne dag en bedankt voor de samenwerking”, kwetter ik met een benepen stem.
Eenmaal buiten besef ik dat ik bijna huil, niet om het pletten van mijn borsten die nog nagloeien, maar om het stuk erkenning van een medevrouw die ik niet kende.