Het klinkt hier als leven
dat wegtikt tiktak, tiktak
Het ruikt hier naar zwarte angst
rikketik, rikketik.
Een belegen vrouw met blauwe lippen,
wimpers als zwart garen
trekt haar laarzen uit
pronkt met haar gebarsten zolen.
Eigenlijk moest ze naar de bib.
Een dertiger met puntschoenen
en haren in bleekwater geweekt
wist kilometer na kilometer.
Je kan de motor van zijn Jaguar horen ronken.
In de achterruit vervagen de platanen
tussen de villa's terwijl de teller blijft haperen.
Stervenden zijn niet te vangen als everzwijnen.
In de zilte aarde trek ik een lijn
gebogen onder hun kilo’s.
Uit hun botten schud ik mijn schrapende stem.
De wind schuurt tegen de wijzerplaat.
De geluidsgolven ontplooien zich.
Een rode plas belemmert het zicht.
Wanhoop krijst in de armen van getiktak.[1]
[1] Geïnspireerd op het gedicht “Surplace” van Charles Ducal.