vannacht
bevroor de waterval
ijspegels rustten
op de ruwe rotsen
zo mooi
de stilte
zwevend
over de berg
koud en broos
van mij
mocht het
nog lang vriezen
elke ochtend
kwam ik kijken
naar het water
dat zweeg
schitterde
in zichzelf
gekeerd
ik had niets
te verliezen
op een dag
begon het kraken
als een zucht
van de winter
moe van al
die blikken
van al dat klikken
van fototoestellen
de kegels
braken af
de waterval
stroomde weer
naar beneden
raakte de aarde
een kikker kwaakte
en ik
ik schreeuwde
niemand
die me hoorde
in mijn droom