Ze wachten op je zoals alleen zij wachten:
zonder haast, oordeel.
Automatisch, liegt men.
Ze kennen je, weten wanneer wie komt
met jouw hoofd vol regendagen en handen vol stilte.
Je staat ervoor. Even. Niets.
Eén seconde, net genoeg om te stoppen, om te voelen
hoe de buitenwereld van je afglijdt
de haast, de stemmen, de lijstjes in je hoofd.
Die seconde, een sas in je geest,
niemandsland waar de tijd even stilstaat en alles mag vallen:
gedachten als herfstbladeren, zorgen als lentebloesems
Je wacht. Zij ook.
Ze openen zich, geruisloos, een ingehouden blik
Je stapt binnen, lichter,
die ene tel, een poort naar adem van papier.
De deuren sluiten, Je bent thuis.