Daar dient de nacht zich weer aan. Wanhopig. Onvermijdelijk. Vastberaden. Besluiteloos. Existentiële twijfel. Ons leven, gebaseerd op toeval. Zelfs niet gebaseerd. Ik, een stip in de oneindigheid. Neen. Want zo’n stip is het eerste wat je opvalt, al starend in de verte. Ik, een schaduw in een schaduw. Een mier tussen de mieren. Met een helwitte zwartheid dreigend boven onze hoofden. Hoofden? Tentakeltjes, die wij uitspreiden in de hoop een glimp op te vangen. Een glimp van. Dat scherpe licht als een pijnlijke herinnering dat je niet onzichtbaar bent. Niet? En die eindeloosheid dan? Die schaduw? Onbestaandheid, overduidelijk in banaliteit. Een lach stokt. Dat plotse besef weer. Allesomvattende zinloosheid. En altijd opnieuw vergeten. Vergeten, nooit vergeven. Afstoten uit zelfbehoud.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.