Hoewel we mijlen zijn van zand
kan ik het knarsen horen
onder in mijn werkkamer
doen archeologen opgravingen
ze zeven het stof en zien stukken schedel
de kwartsietscherven snijden en glimmen
ik zoek een koper voor al het zilver
in de kelderkast
priemen uitlopers uit oogjes naast
aardbeienjam uit 2004
verder niets dan pluizen stof
ik ben mijn oplader kwijt
zo kan ik mijn schapenvacht niet scheren
op mijn bureau ligt een kikker-sleutelhanger
een kam met lange tanden
pauwenveren, paperclips
verder veel vulsel voor de plastic soep
zoals stof vindt dat zichzelf
bij verlies denk ik onmiddellijk aan vervanging
ik voel de onrust in mijn rug
Een oude geliefde komt stof proestend
onder de bank vandaan
Altijd vind ik wat ik niet zoek