Ik zit op het juiste perron aan het foute spoor. Slagregen heeft me van de andere kant weggejaagd. Hoewel ik een kwartier te vroeg ben zweet ik alsof ik de sprint van mijn leven fietste. Op het foute perron stopt een trein die ik niet moet nemen, de conducteur stapt uit en blaast drie keer luid op zijn fluitje. Mijn trommelvliezen trillen in mijn al suizende oren. Ik krimp een beetje ineen. Als hij nog eens blaast sta ik op en neem ik de foute trein op het juiste perron.
Het uitzicht is mooi, op die foute trein van het juiste perron. Ik ken de sporen waar we overheen glijden. Tot voor kort deed ik dat elke weekdag. Als de dingen te luid worden neem ik wel vaker de foute trein op het juiste perron.