mijn hart
bevindt zich niet
achter een deur er is
een zonderlinge vrouw met geest
apart zo erg dat ik direct bezweek
alles begon
een week of drie geleden
toen ik haar met handen manen strelen zag
het paard was zuiver
zadelloos
ik was gelijk verloren
keek met half verlegen ogen
liep toen blind
volgde de wegen van de loutering
ik kocht een kaart met alle steden
die geen zachte zielen mijden
schat, jouw huis
het is gebouwd met milde stenen en er is
een dak dat ons beschutting geeft
er leefden redding zelfs wat troost in mij
voorbij en achter de berusting
daar verschuilt zich nog
die mors
die fors geslagen hoop
lieve
schat
ik dweep niet langer
schep de as van al mijn dromen
stop
ik laat het rusten in een pot die roest al lang verdraagt
doch vraag mij niet
waarom ik zo veel van je houd
het is die nacht die mals
die mij vermoeden laat
dat jij zo’n ogen hebt
die mij echt kunnen zien
ook en wanneer de maan niet volop schijnen wil
ik stel mij soms de vraag ja ik wil weten
wat mij soms broodnodig kwelt
het is
mijn lief
jouw lach
ik zag hoe toekomst
zich verstoppen wil
achter jouw zoute tranen
zal ik
ooit die liphoek mogen kussen
zoeken naar een druppel rust
iets leeft
verstopt zich nog
diep in het dons van wolken of die pasgeboren kuikens straks
voel ik de einder voor jou barsten
traag
en
dan
wanneer geluk
mijn kin voorzichtig breekt weet ik
dat ik bij jou
gewoon
als drogend hout zo hier en daar
een beetje barsten mag
ja want
jij kent
de code hebt ook alle sleutels
echt er is
mijn schat
geen moer die moeilijk lossen zal
mijn duimschroeven
ze lijden en jij luistert altijd
naar mijn huid
dit vel
er wordt vertelt dat aanspannen
gefolter van zeernaïve ik
op bange dagen mag gebeuren
langzaam
liefste want jij bent de enige die mij versnijden mag
die lach
ja die van jou
hij mag ook doelloos
op mijn lippen
blijven
kleven
uit de reeks 'Waanhoop'