I
na regen spoelt de rivier de helling
likt aan oevers, neemt slib mee
naar de vitale buik van de bedding
aan de oppervlakte vloeit ze in disco glinsteringen
de rivier, ader van beweging
verslikt zich even in een stroomvernelling
trekt schuimlijnen door haar borrelend gebied
kolkt rond een gevallen tak en vloeit onverstoorbaar verder
de rivier klaagt nooit over stapvoets verkeer
na elke bocht wacht een nieuwe verrassing
badeenden drijven voorbij, verdwaalde flessen
de vissen kijken toe hoe we bruggen bouwen
munten in het water gooien
een wens betalen met wisselgeld
II
soms verfrommelt de wind de gladde spiegel
waar insecten overheen scheren
zon speelt met keien op de bodem
tekent patronen, ballet van licht en schaduw
de rivier weerkaatst wiebelige wolken en deinende wilgen
reist zonder geheugen, van bron naar monding naar bron
de herhaling die nooit verveelt
een grijsgedraaide plaat vol gekabbel en geklater