Met haar beide handen schuift ze het boek over de tafel heen naar hem toe. Een gebaar dat zoveel wil zeggen, dat het bijna onleesbaar is.
Ze zwijgen, allebei.
Want wat gezegd is, is gezegd.
Nog meer zeggen zou het enkel moeilijk maken, nog veel moeilijker dan het eigenlijk al is.
Haar handen liggen aan de zijkanten van het boek. Hij reikt ernaar, maar legt zijn handen er bovenop en ondertussen doet hij heel erg hard zijn best om de hare niet te raken.
Handen zijn als woorden. Ze zouden het alleen maar moeilijker maken.
Nog even, nog heel even houdt ze vast aan het boek. Net zoals ze zal vasthouden aan de herinneringen. De kleine dingen, de korte momenten waarop het voor heel even misschien wel leek.
Dan laat ze los en verdwijnt het boek van tafel. Ergens diep in een tas, ergens diep in gedachten. Onvermijdelijk was het wel, ze had het ooit moeten teruggeven, maar ze had het graag nog even gehouden.
Gewoon om er naar te kijken of het vast te nemen. Om er stiekem aan te ruiken.
Dan scheurt ze haar blik los van de ruitjes op tafel. In dezelfde beweging staat ze dan maar op.
Nu ze toch in dit moment beland is kan ze maar beter meteen verder.
Een kus op haar wang, zoals altijd, al doet de schok door haar lijf nu wel een beetje pijn.