moeiteloos precies
stansen wieltjes
mandala’s op pleinen,
klankschalen in asfalt
in hun kielzog
het perpetuum mobile
de vluchtige graancirkels
van de stad
levens altijd onderweg
die elkaar kruisen met
meesterlijke zetten
bokspringend op de tatami
van vervlochten straten,
drumvellen van de regen
dromen die zich losmaken
van de zolen waaraan ze kleven
zich afzetten tegen muren en
als tollen draaien tegen
zuilen van glas en staal,
spiegels van de elementen
binnen het raster
gonst de korf
deint de kudde
bedolven onder een
tsunami aan playlists
in hoofdtelefoons
zet de stad er
ongehoord
stevig de pas in
op kousenvoeten
treedt ze
uit haar bedding