Hij, ik, zij,
Wij, gij, jij,
Jullie, samen,
Leven, velen,
Beleving, voeling,
Heling, verheven,
Kansen, ongelijk – ongelijke kansen
Vernedering, vertedering – vernederde vertedering
Vertroebeld, helder – vertroebelde helderheid
Rechten zijn gewaarborgd
Dood gaan is gegarandeerd
Onrecht doet men aan
Recht kleedt men uit
Spit uit tot op het bot
Stel en roep commissies samen
Onderzoek wat onderzocht werd
Oh, zoete rechtschapenheid
De kudde schapen wordt geleid
Naar de geregulariseerde slachtbank