de armen hangen als touwen
naast de lichamen
het lijken broers
de oudste vlucht al jaren in verhalen
terug naar de Heide, daar koos de jongste voor
men haalt adem, ze ruilen een jas,
een brooddoos met vlekken en peperkoek
de man van jaren mijdt wat wazig is
wordt angstig van de takken
die hij telt, verder van zich weg legt
de Heide, daar moet zijn borstkas
open, om warm te lopen
om de avond die nog komt
te dragen, jagers achter rolluiken
zijn beelden die hij van het scherm schraapt