gracieus loopt ze ingesnoerd naar het feest
lila poeder en molens kleuren hun hoeden
veters op de rug en mandjes als vrolijke heupen
Louisa hielp hen met de kragen en lagen
men wuift het haar weg in een hangend netje
bleekt het bleke jukbeen en de strakke monden
de blik van de schilder bloost in zachte kleuren
en achter de sleep de stille roddels van mannen
de hoepel weigert elke inkijk van iets onkies
Louisa legt stiekem stoffen aan haar wang
na middernacht zet ze hun huwelijk neer
als een standbeeld van een charmant man
een dame van zijde tot kant en extravagantie
in luxueuze jassen met baleinen en pluimen
een veer op het hoofd van de overgang naar mode
Louisa is gebrand op de aankoop van nylon kousen