Theofanis en de dokters, een dialoog over het redden van drenkelingen

tijl
8 mrt 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Vanop zijn vaste stek op de Akropolis overschouwt Theofanis de zee. In de verte ziet hij een groepje Afrikanen wild dansend met de golven worstelen. Hij maakt zich geen zorgen. Ze zijn ver genoeg. Die raken nooit levend aan land. Hij neemt zijn taak als behoeder van de kusten erg serieus. Té serieus, volgens zijn tegenstanders. Maar dat deert hem niet. Er zijn meer dan genoeg burgers die hem wel ten volle steunen.

Overal waar hij komt duwt hij een vogelkast op wieltjes voor zich uit. Daar zitten een dertigtal duiven in. Als hij iets te melden heeft, schrijft hij het op een briefje, bindt dat om de poot van één van de duiven en stuurt die de wijde wereld in. Het zijn kleine briefjes. Er passen slechts honderdveertig tekens op. Maar voor Theofanis is dat genoeg. Zo kan hij zijn ei wel kwijt. Zijn volgelingen zijn dol op de korte boodschapjes.

Plots ziet hij iets wat hem woest maakt. De artsen die geen grenzen kennen, een groepje idealisten dat hem al een tijdje op de zenuwen werkt, zijn de drenkelingen één voor één aan het opvissen. Ze nemen de sukkelaars aan boord, geven ze warme soep en droge kleren. Dit kan hij niet zomaar laten gebeuren. Hij neemt een briefje en begint te schrijven.

 

Socrates wandelt mijmerend door de smalle straatjes van Athene. Zoals steeds is hij met zichzelf aan het dialogeren over wat goed is en juist. De veters van zijn sandaal zijn losgekomen en hij hurkt om ze weer vast te maken. Een duif landt vlak voor hem. Zijn bek pikt zoekend tussen de straatstenen. Socrates tast in zijn zak naar een stuk brood.

Terwijl hij zijn hand met de kruimels naar het dier uitsteekt, kijkt hij het diepzinnig aan.

'Vertel me, beste duif, ken je jezelf?'

Het beest koert van ja.

'Echt? Weet je het zeker? Wat maakt een duif tot duif?'

Nu staat de gevleugelde even met zijn bek vol kruimels. Plots ziet Socrates het briefje rond zijn pootje.

'Wat is dat, mijn vriend?'

De wijsgeer kijkt zorgelijk als hij het briefje openvouwt:

Grenzeloze Dokters: laat die gelukzoekers toch verzuipen. Zo komen er alleen maar meer. Het is misdadig wat jullie doen.

'Wie heeft je deze onzin omgebonden, duifje? Komt dit van Theofanis?'

'Roekoe.'

'Waar kan ik hem vinden? Zit hij weer op zijn uitkijkpost?'

'Roekoe. Roekoe.'

 

Op de achterkant van het briefje schrijft Socrates een korte vraag:

Kan het een misdaad zijn iemands leven te redden?

'Zo, duifje, breng dit naar Theofanis. Dan kan hij alvast wat nadenken. Laat hem weten dat ik er aan kom.'

 

'Ha! Socrates, ouwe gek, ik dacht al dat je niet meer boven zou raken. Zou je niet beter thuis blijven, met die versleten knoken.'

De fans die zich rond Theofanis verzameld hebben rollen over de grond van het lachen. Elkaar aanstotend, wijzend en gekke bekken trekkend naar de wijze.

'Zie hem puffen! De vroedvrouw van de wijsheid! Maak plaats! Laat hem zitten, voor zijn hart het begeeft!'

'Lach maar, jongens. Jullie grapjes zullen me niet van de wijs brengen. Ik ben erger gewoon. Heb je mijn briefje gekregen, Theofanis? Al een beetje kunnen nadenken?'

Theofanis houdt zijn hand op om zijn aanhangers te bedaren, wat slechts gedeeltelijk lukt. Zijn kleine oogjes blinken. Een grijns verschijnt op zijn gezicht.

'Ik weet waar je op aanstuurt, ouwe. Je wil me horen zeggen dat ik die bruintjes dood wil. Dan kun je me als een moordenaar afschilderen. Maar zo eenvoudig is het niet. Ik zal het je eens uitleggen. Het is heel simpel. Dit is ons land. Aan de overkant van het water ligt het hunne. Hier hebben ze niets te zoeken. Er is geen plaats. We zitten vol.'

Applaus. Gejuich.

'Goed zo, Theo! Jij zegt waar het op staat!'

 

Een groepje doorweekte dokters is er bij komen staan. Ze worden meteen belaagd door de opgehitste bende.

'Nestbevuilers!' 'Volksverraders!' 'Langharig gespuis!'

Theofanis doet opnieuw een halfslachtige poging zijn acolieten te kalmeren.

Een van de dokters duwt hem een dooie duif in de handen en neemt het woord.

'Mijn beste Theofanis. Tijdens onze reddingsactie op zee vonden we dit dier. Net als vele anderen werd hij het slachtoffer van het woeste water. Hij had een boodschap om zijn poot. Het briefje was nat, maar toch nog leesbaar. Toon en inhoud waren heel herkenbaar. Het komt vast van jou.'

Hij leest het briefje voor:

Grenzeloze Dokters: blijf daar weg. Jullie creëren een aanzuigeffect. Toekomstige doden zijn jullie schuld.

'We hadden je willen antwoorden via je geliefde medium, maar deze bode was in zijn levenloze toestand niet meer in staat om terug te vliegen.'

Socrates zet een stap dichter bij de dokters. Hij duwt zijn gespreide vingers tegen elkaar.

'Wat hebben jullie in te brengen tegen de beschuldigingen van onze stoere kustwachter?'

'Dat het onze verdomde plicht is om mensen te redden. Als dokter én als mens. Als Theofanis of één van zijn volgelingen in het sop zou liggen te spartelen, zouden we hetzelfde doen.'

'Maar dat zal nooit gebeuren. We zouden wel gek zijn om naar de overkant te varen. En als we dat zouden doen, zou het zeker niet op zo'n gammel vlot zijn.'

Geschater. Handengeklap.

'Go Theo, go! Jij bent de enige die klaar ziet!'

Theofanis glundert. Hij slaat zijn handen samen in een overwinningsgebaar.

'Weet je dat zo zeker? Denk je dat Hellas voor eeuwig en altijd de meest welvarende plek op aarde zal zijn? Zo zeker is dat niet. Wie weet stort de boel hier ook ooit eens in en moeten wij halsoverkop ergens anders naartoe. Op zoek naar werk en perspectief. Op de vlucht voor honger en geweld.'

'Nu sla je helemaal door, ouwe. Kijk eens naar die prachtige tempels om je heen. Alsof dit ooit in puin zou liggen. Dit is het centrum van de wereld. Hier wonen de goden. Neen. Athene blijft voor eeuwig de beste plek op aarde. Atheners zijn voor altijd het beste volk ter wereld. Werkers. Mensen die vooruit willen. Het is mijn volk. Ik heb geen ander.'

Terwijl hij deze laatste woorden uitspreekt wijst hij met opengesperde armen, naar de mensen rond hem.

Gejubel. Vreugdekreten.

'Zo is dat, Theo! Goed gesproken!'

 

Eén van de dokters treedt naar voor.

'Net daarom, Theofanis. Een volk toont zijn grootsheid in de manier waarop het anderen helpt. Bovendien: waar komen onze kennis en onze rijkdom vandaan? Die zijn ons van overal ter wereld komen aanwaaien. Als elke Athener hier, zoals jij, de hele dag op zijn berg zou zitten, zich afsluitend van wat rond ons gebeurt, dwaze berichten in het rond sturend, was van dit grootse rijk nooit sprake geweest.'

Ook rond de dokters hebben zich ondertussen heel wat medestanders verzameld die luid hun stemmen laten horen.

Links en rechts wordt wat geduwd. Er ontstaan schermutselingen. Socrates beseft dat hier vandaag geen wijsheid geboren zal worden en kiest het hazenpad.

 

s' Avonds zit hij op een terras met zijn collega-filosofen.

'Ik heb altijd geloofd dat ik ieder mens tot inzicht kon brengen, als ik maar de juiste vragen stelde. Maar die Theofanis, godverdomme. Wat een eigenwijze stijfkop! En dan dat volkje achter hem, dat hem steeds maar aanmoedigt en elke dwaze uitspraak met applaus beantwoordt. Ik had hem natuurlijk nog kunnen vragen of het je eigen verdienste is waar je geboren wordt. Wat hij zelf zou doen, als er oorlog uitbrak en als hij zijn gezin niet meer te eten kon geven. Of het hem ooit gelukt was iets van zichzelf te herkennen in een ander mens. Er waren nog zoveel vragen die ik hem had kunnen stellen. Maar wat zou het baten. Op alles heeft hij een stompzinnig antwoord klaar, waarmee hij zich enkel maar populairder maakt bij de zijnen. Tegen die granieten domheid kan ik niet op. Niet meer. Het maakt me moedeloos.'

Socrates wenkt de waard.

'Drinken jullie nog iets? Ik neem een gifbeker.'

 

22-23/03/'17

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

tijl
8 mrt 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket