1
Want waar je je graag bewust bent
maar je uitzweten in bestaan wil terugverdienen
(dubbel en dik: in emotie, spanwijdte: genoeg)
Daar: een ijzeren wil, over dit staren zegt ze
‘Jij daar met mij, jij weet wel?’
Waar ik voor sta? Maar ik gedraag me ernaar.
Bijgevolg ik die is wie ik wil zijn, niet wie ik kan.
Als een unieke metropool van je bosje huistoeristen.
(Iedereen is hier altijd thuis)
Polshoogte nemen, maar, geen zorgen, het is hier
dat ik nog zitten zal. En liefst alles transparant houden,
niet vergeten denken aan morgen en staren tot je erin
zou kunnen verdrinken.
Woorden rollend bijschaven als een amorfe taal
waarin iets in steekt: namelijk een boodschap
die mijn taken in zich opneemt.
‘Ziet u me hier nu zitten’ (dit was mijn antwoord)
Doorlopen om er onderdoor te kunnen gaan
en orde te scheppen, het kan alleen maar hier,
waar gewenning een pars pro toto zou kunnen zijn.
Het zit me ook zo lekker dit laagje voedsel voor kwatongen.
Vandaar, er kan nooit genoeg van zijn, een nooit genoeg
is zeker op zijn plaats en luistert nooit genoeg.
Subliem wordt pas gezien als de dagen vormen wat ze zijn.
Noemen bij naam en liefst vandaag, omdat wij je goed genoeg
kunnen zijn voor wie je zou willen zijn.
2
Schrijven wat ik al ben zou me gezond
kunnen houden.
Mijn plaats ver weg of lang geleden.
Nu ben ik ontheemd geraakt.
Gent? Ze zou kunnen dienen.
Tussen mij en dat verre oord enkel
dat rondvliegende gevaarte Teleurstelling,
die krachtpatser, maar waar van aard.
Zwaarte. Hefboom. Daar ga ik.
Schrijven waar? Niet weer, het is
een kwestie van geduld en geloof in se.
Een essayist met een doel willen worden
en dan dat grote doel najagen: geloofwaardigheid.
Bezig nu het nog kan en daar werd ik geboren.
Madensuyu de oren in, Gent de wereld uit, het had gekund.
Ook mogelijk: Madensuyu te hoog inschatten (nooit!),
en mezelf vrijpleiten van het dwangschrijven.
Tot ongeloof van de lezer, bedankt consument.
Grote woorden in steden die zich als dorp vermommen
maar met een nog grotere rol te vervullen:
staan voor wat ze zijn.
Zwaaien want: de tijd valt als een persoon.
Daartussen komt alles dat we denken dat we schrijven.
(Eronder een stukje tekst: niet aanraken, bijna gevaarlijk!)
Tabula rasa, gelukkig!
Gezellige betwetersfeer onder de radeloze uitgevers
die ook geen ander leven zouden willen,
het heeft niet veel gescheeld.