ze hing haar vermoeide ogen op
aan het kruisbeeld
aan de vaalgele muur het behangpapier
gebarsten
schraapt zich van de muren
om te ontsnappen aan het stof
waarin zij waadt
nu blind
met haar vermoeide ogen
opgehangen aan het kruisbeeld
het kruisbeeld
met nagels gekruisigd aan de rotte muren
haar blik gekluisterd keer op keer
als een sisyfussteen
in de wassen nekspieren van een blanke christus
waar hij ooit dwaalde
dwalen haar ogen nu in stof
het zand brandt in de holtes van haar oogkassen
haar vermoeide ogen keren zich af
werpen zich op
haar blik tuurt
in de leegte van de kamer
met vaalgele muren en okerbruine plinten
het wit van haar ogen glinstert
als parels
in scherven teruggekaatst
haar ogen zijn moe
christus ten aarde gedragen
hemeltergend ten onder