Tiny en de schippershoer

inez
6 nov 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Onbevangen zwiepten haar vlechtjes op, nu en dan opgetild door de wind.

Haar knuistje naast moeders ruwe hand, de boodschappenkar voortduwend door de klapdeuren.

Overladen en leeggeroofd strompelde ze, het hoofd gebogen, de supermarkt weer uit en reden ze de parking weer af.

Zat hij achter haar aan?

 

Mijn lievelingsboek is dat van “Tiny speelt moedertje”. Het is leuk om hier een boek te kunnen lezen terwijl mama met broer boodschappen doet.

Niemand die zegt: “Wil je dat boek wel eens kopen?” Voor de rest is er niemand in deze rayon vol kleine speelgoedjes en schriften, linialen en boeken.

Tiny staart me met grote ogen aan. Ze speelt in het park met haar vriendjes. Plots een stem: “Hallo, hoe heet jij?”

Met tegenzin laat ik de fluitende roze vogeltjes en dartelende puppies in het park achter bij Tiny.

Een meneer met baard en bril zit gehurkt bij me neer. Zijn ogen glanzen vreemd.

“Ik vroeg: Hoe heet jij?.” “Inez, meneer”, stamel ik verlegen. Mama heeft me geleerd dat ik met twee woorden moet spreken.

Zijn hand klauwt naar mijn haren, hij aait ze nu en vraagt: “Hoeveel jaar ben jij?”

“Acht, meneer.” “Ik heb een dochtertje dat net zo oud is als jij.” Hij raakt nu bijna met zijn zitvlak de grond en is opgehouden mijn haren te strelen.

Zijn hand schiet plots naar voren en verdwijnt onder mijn rokje.

Die grijns! Ik hapte vergeefs naar adem. Ik wil opstaan en weglopen. Mijn benen zitten verankerd in de vloer. Ik wil roepen en wenen maar er komt niets.

Tiny kijkt me nu niet meer aan. Het boek ligt opengevallen op de grond.

De grote meneer is plots verdwenen. Tiny zie ik ook niet meer. Waarom is haar gezichtje afgewend? Ze keert zich van me af.

Er is hier dan ook iets stouts gebeurd. De anderen zullen zich ook van me afkeren.

“Inez”, “Inez!”

Het is de stem van mijn broer. “Ah! Daar zit je! Schiet op, mama staat al aan de kassa.”

“Hey, wat is er?” Ik doe mijn best, ik probeer alle tranen in één keer door te slikken, ze naar beneden te duwen.

Vanavond als ik in mijn bed lig kan ik m’n kussen nat huilen maar nu niet.

Ik moet dit ergens wegstoppen en wel vlug ook! “Hé, wat is er toch met je? Je ziet zo rood.”

“Niks, er is helemaal niks.” Ik slaag erin op te springen en hem te volgen naar de kassa.

Maar mijn broer maak je niets wijs. Van zodra we thuiskomen met onze boodschappen, volgt hij me naar mijn kamer.

“Je gaat me nu zeggen wat er is!” “Niet tegen mama zeggen, beloof het!” smeek ik hem.

Hij knikt. “Die meneer.” “Welke meneer?” “In de GB... die heeft, die heeft…” stotter ik.

“Hij stak zijn hand hier.” Ik wijs naar mijn rokje.

Mijn broer keert zich nu ook van me af en loopt de kamer uit. Zie je wel, het is mijn schuld.

Niet veel later staat mama voor mijn deur. Ik lig op mijn bed, ik wil alleen maar slapen. Maar ik moet, ik moet het opnieuw vertellen.

Ik hoor haar telefoneren. Belt ze de politie nu? Dat wil ik niet! Ik wil er niets meer over zeggen.

Ik neem mijn boek op en probeer zo gauw mogelijk het toegangspoortje te vinden dat me in de chocoladefabriek zal brengen.

Zou Sjakie de gouden wikkel vinden? Zou hij nu rijk worden en eten kunnen kopen voor zijn familie?

Maar ik hoor mama’s stem, en die houdt me weg uit de chocoladefabriek.

“Ja.” Hoor ik haar zeggen. “Zeker, dankjewel.” Het klinkt niet alsof ze met de politie praat.

Dan zou ze op een andere toon praten. Mama is net bang van de politie.

Boven aan de trap sta ik gespannen te luisteren. Vaders stem schalt nu door haar gepraat heen.

“Godverdoeme, moet je daar nu zo’n tamtam van maken?”

Al het opgekropte verdriet dat ik ergens diep vanbinnen had opgeborgen komt nu naar buiten.

Ik klamp m'n beer tegen me aan. Ik beef van angst nu ik weet dat vader het ook weet.

Hij zal zo boos zijn. Daar heb je het al…

Ik hoor hem de trap opkomen. Mijn deur vliegt open: “Wat heb ik gehoord? Heb jij een vreemde vent aan je muis laten zitten?”

Ik hou me stijf. Dat doe ik altijd als hij zo tegen me praat. Ik durf dan haast niet te ademen en te bewegen.

Alsof al het lelijke dat hij over me uitstort dan zo maar van me af zou glijden.

“Awel?” blaft hij me toe. Ik pers mijn lippen dicht en kijk hem niet aan. Mijn hoofd rust op mijn opgetrokken knieën, het enige dat nog beweegt zijn mijn vingers die zich vasthaken in de gaatjes van mijn witte kanten sprei.

 

"Mama heeft gebeld met de directeur van de supermarkt." grauwt hij. Dit klonk niet boos. Misschien was hij dan toch niet boos op me. Ik kijk voorzichtig op en gluur naar hem vantussen mijn knieën. Hij buldert van het lachen. "Wat ben jij voor een seut? Is dat nu allemaal omdat die vent der is aan wou komen? Ge zult de ventjes nog wel leren kennen!" Een vals lachje speelt om zijn lippen. Hij strekt zijn linkerhandpalm naar me uit terwijl hij zijn middenvinger op en neer beweegt in de lucht. "Ha-ha-ha!"    

De komende weken zal ik die spottende vinger nog veel zien zwaaien door de lucht. De hele familie krijgt het verhaal te horen van de vent die aan ons Inez haar muis wou zitten. Toch zijn er maar twee die er mee kunnen lachen. Hij met z'n scheve grijns en zij over wie hij zegt dat haar huis moet blinken en haar muis mag stinken.

Net als mama krijg ik nu een andere naam. Mama noemt hij 'moeder Maria', broer noemt hij 'wiggeling fool'. Ik ben voortaan de 'kleine hoer'...

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

inez
6 nov 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket