Wij zijn titaantjes die titanenwerk verzetten
Wij zetten onze tanden in de afdruk van onze voorvaders
en proeven dezelfde grond, bijten onze wijsheid stuk op het beton
Het volk is braaf en loopt de opticien binnen voor oogkleppen
want het wordt hen allemaal wat te helder
En terwijl wij dezelfde straten in dwalen
en tegen dezelfde gevels schoppen
in de hoop barsten te zien in het glazen plafond
zien wij nooit een ander seizoen.
Wij lezen tussen de lijnen of snuiven lijnen
bij het lezen van grootse woorden over het niets
en het beloofde nergens.
Wij kweken moed in serres, puren hoop uit een lied
of persen tranen tot een medicijn voor wereldpijn
Wij strooien verzen uit, ze liggen voor het oprapen
in dezelfde kroegen, in dezelfde bodemloze bekers,
op dezelfde plankenvloer van vertrouwde zolderkamers
waar nieuwe ideeën als kaas tussen de boterham worden gelegd.
Wij verheffen achterkamertjespolitiek tot kunst
die we verkruimelen in alle hoeken om haar onvindbaar te maken
voor de gevaarlijke ogen van de stad die nooit slapen,
behalve voor zij die naar schoonheid op zoek gaan, zij die
zoeken naar stemmen in banden op ruggen in kasten.
Deze stille strijders voeden onze dromen
We eten dezelfde broden, laten dezelfde korsten liggen
We pissen tegen dezelfde muren en zwalpen rond dezelfde uren
We passeren Kloosterstraat 15 om de sleur te verdrinken
op zoek naar dezelfde geborgenheid, dezelfde liefde,
dezelfde warme wanten voor in de winter
En net als toen scheurt het dat het kraakt
Er ontstaan kleine kraters die wij blijven vullen
met zalvende woorden, oude verhalen en reikende handen
waar mensen gewoon overheen stappen
met kleine spiegels in hun hand.
Wij zijn titaantjes die de wereld willen stukslaan
en met de scherven een nieuwe willen maken