Toelichting bij het recept 'Duif met zachtgekookte hersentjes'

3 feb 2018 · 16 keer gelezen · 0 keer geliket

Geachte Mevrouw van de Kringwinkelpersoneelsdienst,

 

Op 1 december heb ik U een duif gestuurd, letters uit mijn linkerhand.

Het was de witste, de dapperste, de snelste van mijn duiven, want de hemel leek enkele minuten minder grauw en minder wreed.

Mijn amandelkernen en rechter hersenhelft, ze lagen een dutje te doen en de linkerhelft zag haar kans. Zij dacht, zij dacht in woorden en in theorie moest er een weg zijn : een terugkeer naar de mensenwereld, een herintegratie tussen wezens zonder stoornis, want de monsters leken van de lijstjes verdwenen.

Weg was mijn duif, het weer keerde gauw en het ging zes weken duren, zo liet U mij weten, voor ik haar terug ging zien mijn duif.

‘Kom het beestje halen, op 15 januari. We kunnen erover praten, misschien hebben we wel een werkje voor je, daar in het Weetjeslandse kwadrant van de zachte sector.’

 

Hoop is een hoop illusies uit een ludiek lyceum en op het einde van de gang is het museum, voor hen die geleerd hebben, voor geleerden in de rust, voor hen die weten dat het zinloos is. Dat is mijn rechter hersenhelft. Als ze lang genoeg durft en wakker blijft, dan gaat ze beelden scheppen, tuinen aanleggen voor bloemen en vlinders, met stippellijnen, welkomroutes voor verloren gevlogen vogels.

Bezorgd worden cadeautjes. In huizen met sparren, met bollen van kerst. Nog een week of drie, wachten en verzin intussen wat, zet een zwerm woorden, gedachten op een rij, ‘s nachts, als één werelddeel slaapt, één maanhelft doezelt, minder mijn hoofd want ik droom en dat moet.

Bereid je voor, zo goed je kan. Het is een ochtendgloren dat spreekt, voor zich, zegt dat het niet goed weet wat dagen willen brengen. Op een plek waar vogels te veel veren verloren, durven enkel blinde egels nog te komen. Zo is dat en toch ben ik dom, fiets ik er zelfs voorbij en zwaai ik, naar de kraaien.

Ooit is op deze hoek een ongeluk gebeurd, misschien wel meerdere en hij ligt daar, het konijn uit een oud verhaal, dat vergaat, dankzij de kraaien, die brokjes verwijderen, maar binnenkort, als de borstelmachine passeert, met aan het stuur een man van een propere stad, dan zijn de sporen weg. Nog een geluk en dan is deze passage weer vrij, kan ik er langs.

'Binnenkort' is de buitenkant van een lange strijd. Ik droom van mijn duif. Ik denk aan het kasteel van de toekomst. Nog één nacht slapen, ik weet het intussen wel, wat er allemaal gebeuren kan, en wat ik op elke pagina van het draaiboek antwoorden kan, als de wereld tot mij spreekt, als haar tentakels vragen lossen.

Ik denk dat het goed komt. Ik zie mijn duif al, in een kooitje en na een martelpraatje kan ik weer naar huis, wetende dat ik weer welkom zal zijn, gewoon, als vlinders op bloemen, als vogels in bomen. Toch? En twijfel niet want in mijn linker vingers schuilt de logica.

 

Goed, goed, goed en nu is het enkel nog wachten, wachten, wachten op Godot, op t-shirts in een stof van het zachtste geweef, in een paars bordeaux en met dat logo van een kringelwinkel. Gewoon, gewoon voor mij, ik ben gewoon, niet helemaal en toch : L en 43, voor de shirtjes en de veiligheidsschoenen.

Oef, oef, oef, ik heb mijn duif terug en weet wat mij te doen staat. Ik zal uit mijn hol kruipen. Veiligheidsschoenen aan de voeten, moed in de tenen. Binnenkort. Nu kan ik rusten en slapen en dromen en na een dag of tien, landt zij in de tuin, een andere duif, haast zwart, met een boodschap van de wereld, van dat winkeltje met zijn verleden, dat donkere tijden met mij spreken willen, zo schrijft ze mij, Mevrouw van de Kringwinkelpersoneelsdienst.

Wie dan, waarover, waarom? Omdat ze willen, Judas en Dolores roepen mij, dat er een matje op mij wacht, dat het matje geduld heeft, nog een dag of drie en bereid je voor, nog één keertje, Dimitri, meneertje met je geschikte en geschifte woordenrijtjes, brei alvast en tob, pieker best de ganse tijd, be prepared, je wordt verwacht, ze willen alles weten, was die duif een geschenk?

Moet het echt, moeten alle graven worden omgewoeld, de bodem uitgekamd, heb je geen bommen in je zakken zitten?

‘Op donderdag 2 februari, om 13h15 wordt U verwacht!’, voor een privaat kruisverhoor met Judas en Dolores, over dat verleden en ik moet me echt goed voorbereiden, blijkbaar is een ‘zomaar welkom’ niet van deze wereld en ik weet het niet, of het eitje zal barsten.

Ik heb er een gaatje in geprikt, maar de lucht wil er niet uit. Ik moet toch iets eten, niet? En zal het eitje willen zinken in het potje, zal het vuur zich kalm houden? Vier of vijf minuten. Voor lopend geel, peper voor mijn tong en zout voor de herinneringen.

 

Welkom, welkom, welkom.

‘Dag Daniël!’.

Ik ben Dimitri, Dimitri Je-Weet-Wel, weet je nog?

‘Wij noemen je Daniël. Daniël!’

Waarom? Ik ben het, Dimitri en ze kijken serieus, als hernieuwbare monsters, als wezens uit oude, muffe lijstjes, kadertjes die niemand nog wil kopen liggen onderaan, op een vergeten schap.

‘Omdat we eerst alles van je willen weten, Daniël! Waarom je al die tijd bent weggeweest en wat je durfde, in die tussentijd.’

Wat ik durfde?

‘Ja, wat je durfde, Daniël, te denken. Zat je scheef te peinzen, miste je gewoon, gewone mensen om je heen?’

Ik wilde nooit iets, overleven is mijn wens, want ik wil dromen, slapen, in een tuin en hier, hier zette ik de boekjes netjes op een rij, van klein naar groot. Ik weet het, ‘t is onnozel, alsof gedachten stilletjes een schelf versieren kunnen.

‘Toch willen we zeker zijn, wij Judas en Dolores. Wij moeten alles weten. Ook hoe de zure oudheid in je bovenkamer leeft.’

Terwijl ik alles opgeborgen had! Zij moeten en zij willen wroeten, als mollen met een zieke gal het geel van zon en jonge kuikens nog een keer verknallen.

Hier, ik heb alles voor jullie meegebracht, beste Judas en Dolores, mijn dossier, van de psychiater. Daarin staat alles, over mijn dromen, mijn syndromen, over mijn angsten en mijn laatste hoop.

'Dat zie ik graag.' Het is Dolores. Ze spreekt, als een echtewereldmens, omdat zij de regisseur wil zijn, van aards leven, van haar geestelijk theater, waarin ik een rol kom spelen. Zo denkt ze. Ik laat haar. Ik laat haar snuisteren in mijn dossier. Voor haar toneeltje, over de vermeende onschuld van de monsters in een winkeltje, wil je geen eierkokertje kopen, een medisch vademecum, voedsel voor je hersenen en duizend boeken met veel woorden, ooit door iemand geordend, in zo'n bovenkamertje?

Neen. Dacht je het dan echt, Mevrouw van de Kringwinkelpersoneelsdienst, dat ik op het matje van Judas en Dolores ging komen. Ik voel me niet geroepen en denk terug! Aan mijn vrienden! Aan Pluk! Die brave autootjes prijsde! Aan Unlucky Luke! Die jullie toiletten kuiste! Die onteerd werd toen jullie hem uit het oog verloren!

Hun lot -dat van Pluk en Unlucky Luke, ze zijn haast vergaan daar in Uw winkeltje- is nu voorgoed ook dat van mij.

Mij zie je niet meer! Nimmer! Nooit en thuis, daar wacht weer rust, lauw water, gebarsten is het eitje. Straks. Zonder knarsetanden zal ik eten, proberen, mijn eigen, zachtgekookte hersentjes.

 

Een laatste groet,

 

 

Dimitri Je-Weet-Wel

Vrijwillig Halfgare                                                   Bachten De Kupe, 4 februari 2017

 

 

uit de reeks  'Duim voor Dimitri' 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

3 feb 2018 · 16 keer gelezen · 0 keer geliket