Gapend met de hand voor de mond barricaderen ze
het beest waaruit de mens ontsprong
uit het dromen van een krater op de maan
de dieren bergen ze in de slaap
er valt een trilling
een kleurige deining valt in de lucht
de vlakte vouwt open
de horizon schuift uit elkaar
met wiggen van ochtendlicht
een dauwdruppel valt op de neus
van de bloem, haar mond valt lillend open
De poëzie ontwaakt