Prudence zijgt op de knieën. Kwijl druipt uit haar natuur.
Liever zou ik de gedachten van Tanguy niet kunnen lezen en hij zit daar weer, in zijn morteltrog. Zon krabt aan zijn knikker en zijn tikker speelt slechts twee noten piano, soms bij ochtenddauw ook haasje-over met zichzelf.
Kinderrijmpjes dolen door zijn hoofd, achter dat fel tomatenrood en echt, wie niet van versjes houdt, wie zich de tenen niet meer likken kan, die is halfdood. Daarom. Jawel. Omdat. Tanguy heeft zelfs geen poten meer. Zijn strot is droog als korst en alle leeggegeten slakkenhuizen zijn te klein.
Zijn tong, het ding is afgesneden door een dronken vismijndief, mijn lief, mijn Katja, ik besterf het. Kikkervisjes zoeken zoeter water en er is de snip. Zij waadt door slik en schorre, schat, het is die stilte, modder zuigt.
uit de reeks 'Residu'