Ik vind geen houding
waarin ik val goed te praten.
Zelfs binnenstebuiten gekeerd
wring ik onderhuids.
Lichten van auto's breken door
de jaloezieën, glijden van de muur
mijn hoofd in. Of hoe ik onze twist
overbelicht op dit onmogelijke uur.
Je zei me eens: lig op je rug
en sluit de ogen voor jezelf
tot het ongemakkelijk wordt.
Kies dan pas een kant.
Zo draai ik me nu
tegen je warmte aan.
De onzelfzuchtige warmte
van je gelijk.