Uit

9 aug. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Hij voelde dat hij nu iets moest zeggen. Dadelijk was ze weg. Hij zou haar nooit meer terugzien, dat wist hij nu wel zeker. Ze zou met de regen mee wegstromen uit zijn leven.

‘Straks val je van de bank.’ Hij liet het zo luchtig mogelijk klinken. Ze gaf geen krimp.

‘Kom, schuif eens wat dichter,’ probeerde hij nog eens, sussend nu. ‘Zo moeten we naar elkaar roepen.’

Ze hield de paraplu gekneld in haar hand. Haar vrije hand lag als een gewond vogeltje in haar schoot. Haar vingers vormden een bleke vuist. Hij wist dat ze het koud had.

Hij wist ook dat ze lang, heel lang kon zwijgen. Gedempt zuchtte hij. Provoceren, dat moest hij doen. Het was zijn enige kans.

‘Straks komt er iemand tussen ons in zitten, dan kunnen we helemaal niet meer praten.’

Ze bleef strak voor zich uit kijken, toen ze schamper zei: ‘Er zit iemand tussen ons.’ Ze zuchtte.

Hij had zoiets verwacht, ze hield ook van metaforen.

‘Neen,’ zei hij, ‘die zit er niet meer.’ Hij wist dat het zwak klonk.

Wild verpakte ze de paraplu in haar andere hand en draaide haar hoofd weg. Er stoven druppels op zijn lederen jasje. Hij vloekte in gedachten. Waarom konden ze niet gewoon ergens binnen een koffie gaan drinken.

‘Ach,’ snoof ze,’en hoe weten we dat zo zeker?’

Nu, dacht hij. Hij wist dat hij nu terug moest tennissen. Een magisch woord. Zekerheid, dat wou ze. Een stukje brood op zijn uitgestrekte handpalm. Alles komt goed. Aarzelend zou ze dichterbij gesprongen komen.

Het kon eenvoudig zijn gegaan. Een sms. Gisterenavond, na het eten, rustig op de bank. Mobieltje bij de hand genomen. Het nummer ingetikt dat hij vanaf het begin vanbuiten heeft gekend. Ik heb gekozen, tikken. Voor haar.

Hij keek naar de punten van zijn schoenen. De regen vormde er kwikbolletjes op, zo goed waren ze gepoetst. Zijn gedachten kreeg hij niet rond. De woorden waren een kudde opgejaagde herten. Niet één kreeg hij te pakken.

‘Hé?,’ met een ruk draaide ze haar hoofd weer zijn kant op, ‘hoe kunnen we dat zo zeker weten?’.

Hij moest iets zeggen.

‘Je schreeuwt,’ zei hij stil.

Ze wreef een druppel van haar neus. Kalmer nu. Ze keek hem aan. ‘Ik heb het altijd al geweten.’

Nu pas hoorde hij hoe ritmisch de regen op hun paraplu’s tikte. Zou ze er nu ook een liedje bij bedenken?

Ze had gelijk. Sinds kort was er een ‘voor’ en een ‘na’. En het hele stuk ‘voor’ was eigenlijk een voorbereiding op het ‘na’ geweest. En ‘na’, dat was nu. Nog bezig. Voor altijd. Niet te stelpen. Dat moest hij haar nu zeggen.

‘Ja,’ zei hij alleen maar.

Ze keek nog altijd zijn kant op.

‘Nu weet jij het ook,’ zei ze. ‘Je hoeft niet meer te liegen, dat is het belangrijkste.’ Net voor ze opstond tikte haar paraplu even tegen de zijne. ‘Ook niet tegen hem.’

Ze wandelde weg. In de plassen vormde zich een kielzogje achter haar sneakers.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

9 aug. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket