Een van de voordelen van enig kind zijn, is dat je ouders meer tijd voor je hebben.
Met mijn vader ga ik graag honkballen op het speelveldje bij de rivier.
Als hij thuis is, roept hij: ‘zullen we straks een potje honkballen?’ Hij hoeft bij thuiskomt geen scheidsrechter te spelen omdat ik achter mijn broer aanzit en mama stoor die het avondeten klaarmaakt.
Mama hoeft nooit over te koken van woede. Die ene keer dat de pan spaghetti overkookte toen ze gebeld werd door het ziekenhuis en als aan de grond genageld met de telefoon in haar hand bleef staan, was papa heel boos op de pan, maar niet op mij. Ik kon er niks aan doen. Het was de schuld van de telefoon.
Bij ons thuis wordt er niet gerend. Gillen doet alleen de waterkoker. De pannen gaan wel eens tekeer. Maar dat is een goed teken. Want dan smaakt het eten heel lekker.
‘Mams, is het goed als ik even ga honkballen met papa?’
‘Ja. We eten over een half uurtje.’
Ik pak mijn nieuwe handschoen die ik voor mijn zesde verjaardag van papa en mama heb gekregen. Het leer glanst en ruikt naar nieuw. Maar zoals je nieuwe schoenen eerst moet inlopen voordat ze echt lekker lopen, moet ik eerst heel veel ballen vangen met mijn handschoen voordat hij goed zit. Toen ik hem kreeg voelde het leer stug aan. Net karton. Ik was ontgoocheld. Maar papa verzekerde me dat het leer soepeler en soepeler zou worden. Net zoals de soep smeuïger wordt als mama erin roert. ‘Als je er heel veel mee vangt wordt de handschoen soepel!
Wanneer ik mijn handschoen niet gebruik, ligt hij geveterd op de bank.
Dat heeft papa me ook geleerd. Hoe ik mijn handschoen soepel krijg, ook als ik hem niet gebruik. Door hem te veteren. ‘Je neemt een veter en strikt je handschoen dicht. Net zoals je een lint om een cadeau knoopt. Hoe strakker hoe beter. Daar wordt het leer soepel van. Kijk, op deze manier.’ En papa veterde de handschoen. Hij legde er een dubbel knoop in zodat de handschoen niet open zou springen.
Elke keer als ik mijn handschoen open strik, voelt het alsof ik jarig ben. Dat is ook een voordeel van alleen zijn. Bijna elke dag ben ik jarig. Papa heeft altijd tijd om honkbal met me te spelen.
‘Ik kom er aan. Ik veter mijn handschoen los,’ roep ik naar papa die bij de deur wacht. ‘Oei, wat zit de knoop er strak in. Ik krijg hem niet los. Had ik maar zo’n scherpe nagels als mama.