Als jakhalzen joegen ze op groei, in het Oostblok waar de nieuwe vestigingen als paddestoelen uit de grond rezen. Vele Polen, Tsjechen, Slovaken, Hongaren en Roemenen werkten er gedwee als mieren in twee, vaak drie shiften. Assemblage, componenten uit staal, aluminium, plastiek, voor de apparaten met de merken die u vast bekend in de oren klinken : Arsus, Insomnia, Lulding, Snotsushita, Syfilips...
“Het bedrijf is toonaangevend en in elke vestiging is er een ruimte die veel weg heeft van een mortuarium, met diep lades waarin men liggen kan, zeer comfortabel en ter ontspanning want het management staat onder grote druk. Bedieningsknopjes zijn er, voor het sfeerlicht, de muziek en de temperatuur. Er is ook een ruimte met een biljart, een pingpongtafel, er is een eigen restaurant met sojabonen, tofu, ecologisch geteeld fruit, met vele verse groentjes en er is een frivool vertrek met een vrouw, zoals Florence Nachtegaele, bij wie men steeds het hart kan luchten.”
Applejack was de nieuwe human resource manager op de hoofdzetel, waar afgebroken en gebouwd werd. Nieuwe bureaus en een extra wc, voor het coördinatiecentrum en Applejack was een man met flair, een kraaihaan met toekomstvisie.
Hij zat samen met Benjamin in het oude labo dat tijdelijk als bureel fungeerde. Benjamin was ook nieuw maar lang niet zo breedsprakig, verdiepte zich dag na dag in dezelfde stapel papier en maakte regelmatig aantekeningen in een blauw Atoma schriftje.
Het was via mijn stiefvader, een Tsjech die ooit, na de Praagse Lente naar België gevlucht was en die voor Applejack en co. vertaalwerk deed, dat ik aan dit werk geraakt was en terwijl Applejack aan de telefoon met bravoure gesticuleerde, terwijl Benjamin vlijtig notuleerde, brak ik samen met twee andere gasten een anodisatielijn af in de ruimte ernaast.
Het stonk er en ik zag zwart als een gespierde aubergine, toen ze voorbijstapte op haar lederen zooltjes, Florence, van de personeelsadministratie, die me die eerste vrijdag éénenveertig uren uitbetaalde.
“Hier, gij zwarte Guust, zevenduizend driehonderdtachtig frank voor éénenveertig uur”, had ze gezegd terwijl ze me de biljetten en de vier stukken van twintig toestopte.
“Roeland Deroover. Met twee o’s”, had ik gezegd terwijl ik in naar die rosse krullen keek.
“Met drie o's”, sprak haar tong, die daarop het topje liet zien en weer verdween tussen die magnifieke lippen.
Het brein achter dit bedrijf was ene Florian F., kortweg FF, zoals gedrukt staat op de fast forwardknop van mijn Syfilips cassetterecorder. FF was groot van postuur en een man met een charisma waar men niet omheen kon.
Die vrijdagmiddag was Florian ook op de hoofdzetel aan de Expansielaan te Wetteren en Roeland had ze bezig gehoord in de aftandse kantine waar ze hun door een broodjeszaak geleverde baguetten aan het opeten waren, Bart en Leen van de boekhouding, samen met Florian, Florence, Appeljack en Benjamin.
FF had net een grote hap uit zijn broodje met filet américain préparé genomen en zat krachtig te kauwen, toen Applejack zijn relaas begon, jonglerend met Engelse termen. Over “creating spaces for work and play”, over futuristische ruimtes waar de jakhalzen zouden kunnen pauzeren, over pingpongtafels en de groenste salades.
FF verslikte zich haast en was in een luid lachen uitgebarsten, tewijl de anderen grinnikten.
Ik heb Applejack daarna nooit meer terug gezien. Hij was door het gelach van Florian blijkbaar ferm in zijn gat gebeten. Hij had hoofdschuddend de kantine verlaten, was in zijn Renault Vel Satis gekropen en veel gas gevend weggereden, richting het rijk van Adonis en Aphrodite, langs de Leie en de Suikerrui naar het land met de boterbergen, bakbananen en de gratis marmelade.
Exit Applejack
deel 1 van het documentaire kortverhaal ‘United Cowboys’
uit de reeks ‘Roeland Wittebolle'