Van God en de bergen

12 nov. 2017 · 8 keer gelezen · 0 keer geliket

De stad sprak tot de bovenlucht. Ze vulden elkaar aan. De wereld was één zoals de stad zich in het water weerspiegeld zag. Er waren geen vragen meer. Toch bleef de burger fronzen.

 

Onderweg kwam ik de wereld tegen. Ik vroeg "Waar ga je naartoe?", maar hij draaide gewoon lekker rondjes om zijn eigen as. Hij was behoorlijk wispelturig. Daarin benijdde hij God, maar God was dermate groot dat hij nooit in de struiken met het buurmeisje kon spelen.

 

De verwondering van God werd er niet kleiner op. De raadsels die hij overal ter wereld verborgen had, trokken weg als een wolkenpartij over het wateroppervlak. Zelfs het kleinste kind kon Hem nu ontdekken onder een breekbaar bladerdek. Alsof je snel even met de natte zakdoek, de hemel wegveegt.

 

Hij werd eerst jaloers op de bergen. Hoeveel ze wogen en hoe hoog ze echter klommen. Ze waren er als trappen naar Hem neergelegd om de overmoedigen te ontmoedigen. God zag echter al snel dat zij die er toch in slaagden hun bergtop te bereiken, vooral op de wereld neerkeken.

 

Vreemd toch, voor iets waar je al zo lang naar uitgekeken hebt. Maar God was alwijs en hij durfde zich niet langer verwonderen. Dus mat hij zichzelf een stoere houding aan en bekeek zichzelf in het wateroppervlak. Wat hij zag, deed hem niet vreemd voor. Hij zag namelijk het grote niets.

 

Toen gebeurde er echter iets zeer bijzonders, het kleinste kind tikte hem op de schouder en begon te huilen. Wat nu weer, dacht de goede Huisvader bij zichzelf. Het kind stond terug op en keek argwanend naar God. "Wie bent U, mijnheer? U bent zo lelijk." Dat was het mooiste compliment dat God in jaren had gehoord. Ben ik dan toch mens geworden? Hij kon een glimlach nauwelijks onderdrukken. God en het kind wandelden nog even verder en deelden elkaars grootste geheimen als twee puberende buurmeisjes.

 

Toen Hij terug aankwam bij de hemel schrok hij toch wel een beetje. Enkele onvermoeibare stervelingen waren zijn Huis binnengedrongen en vochten om de Troon. Dat bladgouden rotding, dacht God bij zichzelf. Dat gebruik ik nauwelijks nog.

 

God bood de stervelingen iets te drinken aan. De eerste bestelde een pintje en de ander een vruchtensap, van het ergste soort. De engel achter de toog keek verbaasd naar God. Sinds wanneer nodigde hij stervelingen uit in zijn persoonlijke vertrekken? Mogelijk wordt God toch wat te oud voor dit werk, dacht ze bij zichzelf.

 

Toen de laatste sterveling zijn vruchtensapje verorberde, keek hij al even verbaasd naar God. "Waarom frons je, burger?" vroeg God op zijn beurt. "Dit smaakt naar het niets", opperde de burger. "Het grote Niets?" vroeg God. Ze bulderlachten nog wat.

 

God was echter met zijn gedachten elders. Toch was Hij gelukkig de stervelingen beter te leren kennen. Wat zou hij anders weer met zijn dag moeten aanvangen, nu hij niet meer in de wereld mocht ingrijpen sinds de scheiding van Kerk en Staat. Hij had alle Bijbels op het toilet al uitgelezen.

 

Soms dacht hij nog terug aan het kleinste kind. Hij wou haar graag op de wereld bezoeken, maar was bang dat hij een al te almachtige indruk na zou laten. Wat moesten haar ouders wel niet denken? Daarenboven moest Hij zich ook dringend klaarmaken voor het bezoek van zijn zoon Jezus. Hij droeg de engelen op het Huis proper te maken.

 

De stem van het kleinste kind schrok even terug. Alle kinderen om haar heen waren vol aandacht voor haar verhaal. "Is God dan ook maar een mens?", durfde toch iemand te vragen.

 

Ze twijfelde. "Nee, hij is veel vriendelijker." De groep knikte goedkeurend. Kan ik later ook een God worden, opperde de stoerste jongen van de klas. Het kleinste kind had hem graag als vriendje gehad. Voor mijn part wel, voegde ze er snel aan toe.

De bel rinkelde zoals nooit tevoren. In de klas dacht het kleinste kind terug aan haar verhaal, God en de stoerste jongen.

 

Uiteindelijk kwam ze tot het besluit dat haar verhaal het enige was wat ze had.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

12 nov. 2017 · 8 keer gelezen · 0 keer geliket