Vanilleherinneringen

4 nov 2014 · 44 keer gelezen · 0 keer geliket

 

 

Ik kijk naar zijn handen.

Ik wantrouw ze. Iedere dag. Telkens weer.

Wat gaan ze nu weer doen?

Zachtjes strelen de vingers over mijn broze huid. Een zakdoek passeert nu en dan langs mijn gezicht, deppen de tranen die uit mijn ogen rollen. Een druppel vocht drupt uit mijn neus en wordt door dezelfde zakdoek gedroogd.

En dan vang ik de geur op.

Vanille… Vanille?? Vanille!!

 

Twaalf ben ik. Een heel bedeesd jong meisje van twaalf. Geen dag jonger, geen dag ouder. Ik ben jarig vandaag…

In de keuken geurt het naar gebak met vanille. De warme geur verspreidt zich tot in de woonkamer. Van daaruit loer ik naar moeke in haar rood met wit geruite schort. Mijn moeke, de liefste van de wereld.

“Madeline, breng je een stukje naar meneer pastoor?”

Vluchtig steekt ze wat cake in haar mond. Haar blonde krullen schommelen zachtjes. Haar ogen schitteren. Haar lippen dansen. Mijn moeke is mooi, zelfs in haar schort.

Ik ga iedere zondag naar de kerk. Moeke in haar mooiste mantelpakje, vake in zijn beste kostuum – waarbij aan de vest een knoop ontbreekt – en ik er tussenin…

“Nou Madeline, breng meneer pastoor maar een stukje.”

Ze stopt een pakketje in mijn handen en kust mijn wang. Haar huid is zacht.

“Voorzichtig onderweg, Madeline.”

Haar vingers strijken door mijn haar en dan ben ik huppelend weg.

 

Meneer pastoor lust graag gebak. Meneer pastoor lust alles, zei moeke lachend. Het is de eerste keer dat ik alleen naar hem toe ga.

 

Vanille! De herinneringen dringen zich op. Ze ontpoppen zich vliegensvlug, teisteren de rustige kabbeling van gedachten in mijn hoofd.

Nooit vergeet ik het. Het staat in mijn verschrompelende hersenen geprent en ik ken het scenario zoals een priester zijn bijbel kent. Of zou moeten kennen!

Paniek slaat toe en als een onbezonnen gek begin ik de handen die mijn gezicht aanraken, weg te duwen. Ik probeer woorden te formuleren en hoor enkel en alleen de krassende klanken uit mijn mond. Ik voel hoe het speeksel langs mijn kin druipt, hoe de handen opnieuw de zakdoek in mijn gezicht brengen. Snappen ze het dan niet?

Vanille! Vanille!

Met gebalde vuist, waarvan de knokkels met bijna doorzichtig vel overtrokken zijn, sla ik in zijn gezicht. Sla ik waar ik hem raken kan.

Geschrokken verdwijnen de handen, met het hele lijf eraan, uit mijn kamer.

 

Ik sta op de toppen van mijn tenen om bij de bel te kunnen van het hoge herenhuis. Met in de ene hand het pakketje vanilletaart en de andere nog gestrekt, gaat de deur onmiddellijk open. Ik val bijna voorover maar kan nog net mijn evenwicht bewaren.

“Welkom, mijn kind! Wat brengt jou hier?”

Meneer pastoor ziet het pakje, neemt het meteen over en grijnst:

“Dat ruikt naar vanille! Heerlijk! …En jij wordt al een flinke meid, hé, Madeline?”

Hij knijpt zachtjes in mijn wang. Ik heb het niet graag.

“Ja, meneer pastoor!”

Moeke heeft me geleerd om heel beleefd te zijn tegen de volwassenen, ook als ik hen niet leuk vind.

De pastoor neemt het pakje, opent het en houdt het tegen zijn grote neus.

“Ah, heerlijk!”

Hij kraakt een stuk af en propt het gulzig in zijn mond. Dan nog één erbij. Zijn wangen staan zo bol dat ik bang ben dat ze zullen openbarsten…

 

“Kom Madeleine!”

’t Is Madeline, weten ze dat nu nog niet?

Twee paar handen knijpen mijn armen vast, terwijl een derde paar iets in mijn mond wil brengen.

Ik pers mijn lippen op elkaar. Misschien willen ze mij vergiftigen? Misschien maken ze me wel dood?

“Vooruit Madeleine! Doe je mond open! We hebben ‘een borreltje’ voor jou! Vooruit, doe die mond open!”

Uit alle macht probeer ik me uit hun greep te worstelen. Maar tegen één man en twee vrouwen ben ik niet opgewassen. Ik, een bejaarde vrouw van achtentachtig, kan niet anders dan het onderspit delven. Met immens verdriet laat ik het waterachtige goedje mijn keelgat binnenglijden.

“Goed zo, Madeleine! Daar word je straks rustig van.”

 

“Kom binnen, Madeline.”

“Euh, moeke heeft gezegd dat ik de cake moest brengen en dan terug naar huis… Ik ben jarig vandaag…”

“Ach, zo, je bent jarig? Twaalf geworden, Madeline?”

Bedeesd knik ik en staar naar de gepolijste schoenen van meneer pastoor. Ze blinken. Misschien kan ik me er wel in spiegelen?

“Als je twaalf bent, dan moet je de liefde van god leren kennen, meisje. Je moeke begrijpt dat wel…kom maar eventjes binnen.”

Zijn stem dwingt mij.

Nog steeds met gebogen hoofd zet ik voet voor voet over de drempel. Meteen voel ik een harig tapijt onder mijn voetzolen. Meneer pastoor slaat de deur achter me dicht.

Het is donker in de hal. Te donker. In de schemering zie ik een hoge zetel. Meneer pastoor gaat erin zitten en trekt me op zijn schoot.

“Zo gaat dat met meisjes van twaalf, Madeline. God heeft hen speciaal uitverkoren om zijn liefde te betuigen…”

Ik snap die woorden niet.

Zijn gezicht komt dichterbij, zijn adem ruikt naar vanille. Ik trek me achteruit.

“Kom kom, Madeline, niet zo verlegen…”

Zijn dikke vingers glijden over het stukje huid tussen mijn lange witte sokken en mijn blauwe plooirokje. De worstjes, zo zien zijn vingers eruit, klimmen onder mijn rokje, kruipen mijn slipje binnen. Ik ben bang. Dit hoort niet. Niemand heeft me er ooit iets over gezegd, maar dit hoort niet…Ik kan hier niet blijven en probeer van zijn schoot af te komen. Het lukt niet.

“Ik moet naar huis…” fluister ik.

“Hmm. Straks, Madeline. Straks…”

Zijn stem klinkt hees. Zijn andere hand grijpt in het pakje vanillecake….

 

“Moeder! Moeder! Help mij! Kom mij toch helpen, asjeblieft! Moeder waar ben je? Help me dan! Mooooeeeeder!!!!”

Hij komt de kamer binnen. Ik heb hem niet nodig. Ik heb moeke nodig…

“Madeleine, hou nu toch eens op! Je maakt iedereen onrustig! Je woont hier niet alleen, hoor! We hebben nog zesentwintig andere bewoners! Heus, je bent echt niet de enige…”

“Mooooeeeder!!!!”

“Verdomme, Madeleine! Je moeder is allang dood!”

Hoofdschuddend trekt hij de deur achter zich dicht.

Ik zit terug alleen…en toch niet…

 

Hij propt de vanillecake in mijn mond.

“Proef eens, Madeline. Lekker, niet?”

Dan drukt hij zijn vlezige lippen op de mijne, duwt zijn tong in mijn mond. Ik hap naar adem en verslik me bijna in de cake. Overal ruik ik vanille, smaak ik vanille. Mijn maag keert zich om. Mijn hoofd duizelt. Ik voel zijn vingers bewegen in mijn slipje. Opeens zet hij me terug op de grond. Ik geloof niet dat ik ervan af ben. Ik krijg gelijk. De pastoor heft zijn zwarte kleed op. Poseert trots zijn blote onderlichaam. Mijn ogen ontdekken een enorm gezwollen ding. Mijn hart klopt in mijn keel…Wat stelt dit voor? De angst vreet aan mijn lijf. Ik heb het koud. Dit is helemaal niet meer normaal…

“Wees maar niet bang, Madeline, dat is de liefde van god…”

Hij drukt me op mijn schouders naar beneden, legt me neer op het harige tapijt. Meneer pastoor schuift mijn rokje omhoog en mijn slipje naar beneden en duwt dat enorme ding tussen mijn benen. Zijn zwarte gewaad bedekt een deel van mijn gezicht.

Hij kreunt.

Ik schreeuw het uit.

“Het doet pijn!”

Hij luistert niet.

Het kind in mij bloedt langzaam dood…

 

“Moeke,” prevel ik.

Moeke antwoordt niet. Ik ben alleen. Helemaal alleen in deze vreemde kamer.

In mijn hoofd tuimelen de herinneringen door elkaar.

 

“Ik lust geen vanilletaart! Ik wil geen vanillewafeltjes! Ik moet geen vanille-ijs!

 

Mijn oogleden voelen zwaar. Mijn hoofd ook.

Het borreltje, denk ik.

Met mijn gerimpelde handen veeg ik de tranen weg die over mijn wangen stromen.

 

Het kind in mij sterft wederom een vanilledood…

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

4 nov 2014 · 44 keer gelezen · 0 keer geliket