Vera en Maria

joke
4 aug 2014 · 16 keer gelezen · 0 keer geliket

Haar vroegste herinnering speelt zich af in de derde kleuterklas, met in de hoofdrollen zijzelf en juffrouw Maria – jawel, genoemd naar, ook maagd maar gelukkig nooit geplaagd door onbevlekte ontvangenissen. Maria had op haar achttiende prompt beslist om kleuterjuf te worden, volgens de praatgrage dorpsbewoners omdat ze toen al had geweten dat een man en kinderen niet voor haar zouden zijn weggelegd. Smalend werd daar dan aan toegevoegd dat de elk jaar terugkerende kleutertjes van het Sint-Jozefscollege een soort troostprijs waren voor haar kinderloos bestaan. Maria noemde de kleuters dan ook steevast ‘mijn kindjes’. En zoals moeders hun kroost voor het slapengaan nog een verhaaltje voorlezen, zo startte elke schooldag in het klasje van juf Maria met een weesgegroetje. Uiteraard.

“Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is… Veraatje, mondje toe tijdens het gebed!”
“Oeps”, mompelde Vera en ze trok er een zo schuldbewust mogelijk gezicht bij.
“Gezegd zijt gij boven alle vrouwen en gezegend… Godverdomme Vera!”, vloekte Maria nu ongeremd nog voor de vrucht van haar lichaam te sprake kwam. Met grote stappen liep ze naar de knutselkast, haalde er een dikke rol zwarte tape uit en sneed er een stuk van een centimeter of tien af. Vera zag wat haar juf van plan was en begon door de klas te rennen, achtervolgd door een uitzinnige Maria en aangemoedigd door enkele klasgenootjes. Uiteindelijk kreeg ze haar te pakken, duwde haar met veel kracht op een stoel en plakte in een vloeiende beweging het stuk tape over Vera’s kleine mond.
“Wie niet horen wil, moet voelen!”

Vele jaren later pas, toen Vera in het laatste jaar van de middelbare school zat, zag ze haar terug. Geen haar veranderd, zouden de mensen zeggen. In het geval van Maria waren het net enkel haar haren waar de tijd een lichtgrijze vat op had gekregen. Maria – ze wist niet goed of ze daar nu nog juf moest bijzeggen of niet - stond te wachten voor een rood licht. Vreemd, zo'n dorpsfiguur midden in een grootstad. Met één arm omklemde Maria de verkeerslichtpaal terwijl ze met haar vrije hand onophoudelijk op het knopje drukte. Verwonderlijk, zo vond Vera, hoe mensen werkelijk geloven dat het sneller groen wordt zolang je maar op die knop blijft drukken. Zelf had ze zich lang voorgesteld hoe ergens op een eenzaam bureautje een man zit die de duizenden wij-willen-groen-lichtoproepen ziet binnenkomen en alles maar moet zien te regelen.

“Dag juffrouw Maria, kent ge mij nog?" Ze had dan toch juffrouw gezegd. Automatisch bijna, maar ook omdat Maria zich zo gemakkelijker zou herinneren dat de jonge vrouw die voor haar stond ooit bij haar in de klas had gezeten.
Geen antwoord.
“’t Is Vera. Van in de derde kleuterklas. Gij hebt mij indertijd bijna vermoord.” 
Een verdwaasde blik.
Nu pas zag Vera Maria’s mond bewegen. Ze zweeg en hoorde hoe er een soort fluisterversie van een weesgegroetje uitkwam.
“De Heer is met u, gezegend zijt gij boven alle vrouwen,…”
Het is maar dat ze het gebed nog uit haar hoofd kende, anders had ze nooit een woord van Maria’s gemompel begrepen. 
“Met een stuk zwarte tape?", op vragende toon nu, in de hoop dat Maria haar gebed zou onderbreken om haar van een antwoord te dienen. Maar ze negeerde Vera en bad onverstoord verder.
“En gezegend is de vrucht van uw lichaam Jezus,…” 
“Weet ge dat dat voorval mijn vroegste herinnering is?” Vera ging zich niet zomaar laten afschepen door Maria. Niet door zij die hier voor haar stond en niet door zij aan wie het gebed gericht is. Of zij die erin gegroet wordt. Wist zij veel. 
“’t Was in de derde kleuterklas. Ik had gewoon niet zoveel zin in bidden, omdat ik namelijk een kleuter was, en gij hebt mij letterlijk de mond gesnoerd. Met een stuk dikke zwarte plakband uit de knutselkast. En ge hebt mij daar verdomme een ganse voormiddag zo laten zitten!”
Dat ze een moord zou begaan voor zo’n stuk tape, dat dacht Vera. En dat ze er vervolgens ook echt een moord mee zou plegen. Ze schrok bijna toen “nu en in het uur van onze dood” luider klonk, veel duidelijker ook dan de voorgaande verzen. Ze zag hoe Maria naar de overkant keek, naar het groene ventje dat daar verscheen. Zonder Vera ook maar één keer aan te kijken stak ze de straat over. De meneer in zijn eenzaam bureautje was aan Maria’s oproep aanbeland. 

Haar vroegste herinnering speelt zich af in de derde kleuterklas. Een moordpoging, met in de hoofdrollen zijzelf, een stuk plakband en de juf. Maria heette ze. Haar weesgegroetjes hielpen nooit.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

joke
4 aug 2014 · 16 keer gelezen · 0 keer geliket