joke

Gebruikersnaam joke

Teksten

Flosj overdrijft

Bij juf Helga in het vijfde hadden we een klasgoudvis. Flosj. Gewonnen door een paar meisjes die vier paarse en drie zwarte plastic eenden uit de lopende waterband op de kermis hadden gevist. Met hun zeventien punten konden ze kiezen tussen een goudvis in een zakje of een nieuwe gratis beurt en dus een kans om – zo probeerde de foorkramer de twijfelende meisjes te overtuigen – nog méér punten te vissen en zo misschien de gigantische pluchen orka Willy te winnen. “We nemen de goudvis”, antwoordde Clara wiens moeder net ontslagen werd uit de gokkliniek. “Je moet weten wanneer je moet stoppen.” De twee andere meisjes knikten.   De naam Flosj haalde het in de anonieme klasstemming nipt van Goldie en Friewielietje. Juf Helga printte een beurtrolsysteem uit zodat Flosj elke ochtend zonder geruzie kon gevoederd worden en zijn bokaalwater op vrijdagnamiddag telkens door een ander duo werd ververst. Flosj was een goudvis met gevoel voor humor. Af en toe dreef hij. Strever Stan was de eerste die het merkte. “Oh my god, Flosj est mort!”, riep hij plots paniekerig tijdens het uur Frans. Maar toen juf Helga met haar ring tegen de bokaal tikte, zwom Flosj vrolijk verder. Ik ben er zeker van dat hij glimlachte.   Flosj herhaalde zijn drijfstunt zeker twee keer per week. Niemand keek er nog van op. Tot die donderdag tijdens de wiskundeoefeningen. “Flosj drijft weer”, giechelde Suzanne in mijn oor terwijl ik berekende hoeveel een rokje van dertig euro nog kost als je er twintig procent korting op krijgt. Strever Stan riep het antwoord – 24 euro! – maar juf Helga hoorde het niet. Ze stond met haar ring op Flosj zijn bokaal te tikken. “Flosj overdrijft vandaag”, lachte ze. Maar haar ogen keken bang. “Als de kans dat hij nog wakker wordt zeventig procent is, dan is er ook dertig procent kans dat hij dood is”, verkondigde Strever Stan. “Flosj!”, riep Clara, “Je moet weten wanneer je moet stoppen!”   Ik denk dat hij het die donderdag beu was dat niemand nog lachte om het enige grapje dat hij kende. Flosj overdreef en stierf eraan.   En het was de volgende dag net aan mij geweest om zijn water te verversen.    

joke
20 0

de boshoer

Ik heb lang gedacht, tot gisteren eigenlijk, dat een boshoer niets meer was dan een onschuldige giechelgroet van een tienjarig kind dat nog eens voet op Franse bodem zet. Maar toen ik gisteren ging wandelen, kwam ik te weten dat er achter die infantiele woordspeling een echt mens schuilt. Een vrouw van vlees en bloed. En ik kan het weten, want ik kwam haar gisteren tegen.   Als het buiten wintert, doet het dat ook in mijn hoofd. Daar vriest het, kraakt het, ligt het leven even stil. Het bos is mijn chauffage. Erin wandelen mijn wollen plaid. Ik was gisteren nog geen vijf minuten ver, de boslucht begon net aan haar grote ontdooitruc, toen ik in de berm een vrouw zag zitten, omhuld in enkel een roze badpak. Soms verraadt een vrouwelijke rug en en de manier waarop die overloopt in haar hals al dat ze verdomd mooi moet zijn. Soms. Want toen ik deze vrouw op de schouder tikte en ze zich omdraaide, kon ik niet anders dan veronderstellen dat zij achterstevoren in de rij stond toen God het vrouwelijk schoon uitdeelde.   Het zou onbeleefd geweest zijn om het na een enkele blik op haar verrimpeld paardengezicht op een lopen te zetten, dus vroeg ik haar vriendelijk wat ze hier zat te doen. En of ze het misschien niet wat te koud vond voor een badpak. Ze huilde. Met de paar flarden die ik tussen haar gesnik kon verstaan, reconstrueerde mijn intussen volledig opgewarmde hoofd automatisch haar verhaal. Geen klanten meer. Te oud. Te lelijk. Ik begreep dat het roze badpak het enige was dat haar nog restte. En het bos. Haar en mijn chauffage. Onze zachte plaid.   Kom boshoer, zei ik, we gaan wandelen. Met uw schoon badpak.    

joke
104 0

Vera en Maria

Haar vroegste herinnering speelt zich af in de derde kleuterklas, met in de hoofdrollen zijzelf en juffrouw Maria – jawel, genoemd naar, ook maagd maar gelukkig nooit geplaagd door onbevlekte ontvangenissen. Maria had op haar achttiende prompt beslist om kleuterjuf te worden, volgens de praatgrage dorpsbewoners omdat ze toen al had geweten dat een man en kinderen niet voor haar zouden zijn weggelegd. Smalend werd daar dan aan toegevoegd dat de elk jaar terugkerende kleutertjes van het Sint-Jozefscollege een soort troostprijs waren voor haar kinderloos bestaan. Maria noemde de kleuters dan ook steevast ‘mijn kindjes’. En zoals moeders hun kroost voor het slapengaan nog een verhaaltje voorlezen, zo startte elke schooldag in het klasje van juf Maria met een weesgegroetje. Uiteraard. “Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is… Veraatje, mondje toe tijdens het gebed!”“Oeps”, mompelde Vera en ze trok er een zo schuldbewust mogelijk gezicht bij.“Gezegd zijt gij boven alle vrouwen en gezegend… Godverdomme Vera!”, vloekte Maria nu ongeremd nog voor de vrucht van haar lichaam te sprake kwam. Met grote stappen liep ze naar de knutselkast, haalde er een dikke rol zwarte tape uit en sneed er een stuk van een centimeter of tien af. Vera zag wat haar juf van plan was en begon door de klas te rennen, achtervolgd door een uitzinnige Maria en aangemoedigd door enkele klasgenootjes. Uiteindelijk kreeg ze haar te pakken, duwde haar met veel kracht op een stoel en plakte in een vloeiende beweging het stuk tape over Vera’s kleine mond.“Wie niet horen wil, moet voelen!”Vele jaren later pas, toen Vera in het laatste jaar van de middelbare school zat, zag ze haar terug. Geen haar veranderd, zouden de mensen zeggen. In het geval van Maria waren het net enkel haar haren waar de tijd een lichtgrijze vat op had gekregen. Maria – ze wist niet goed of ze daar nu nog juf moest bijzeggen of niet - stond te wachten voor een rood licht. Vreemd, zo'n dorpsfiguur midden in een grootstad. Met één arm omklemde Maria de verkeerslichtpaal terwijl ze met haar vrije hand onophoudelijk op het knopje drukte. Verwonderlijk, zo vond Vera, hoe mensen werkelijk geloven dat het sneller groen wordt zolang je maar op die knop blijft drukken. Zelf had ze zich lang voorgesteld hoe ergens op een eenzaam bureautje een man zit die de duizenden wij-willen-groen-lichtoproepen ziet binnenkomen en alles maar moet zien te regelen. “Dag juffrouw Maria, kent ge mij nog?" Ze had dan toch juffrouw gezegd. Automatisch bijna, maar ook omdat Maria zich zo gemakkelijker zou herinneren dat de jonge vrouw die voor haar stond ooit bij haar in de klas had gezeten.Geen antwoord.“’t Is Vera. Van in de derde kleuterklas. Gij hebt mij indertijd bijna vermoord.” Een verdwaasde blik.Nu pas zag Vera Maria’s mond bewegen. Ze zweeg en hoorde hoe er een soort fluisterversie van een weesgegroetje uitkwam.“De Heer is met u, gezegend zijt gij boven alle vrouwen,…”Het is maar dat ze het gebed nog uit haar hoofd kende, anders had ze nooit een woord van Maria’s gemompel begrepen. “Met een stuk zwarte tape?", op vragende toon nu, in de hoop dat Maria haar gebed zou onderbreken om haar van een antwoord te dienen. Maar ze negeerde Vera en bad onverstoord verder.“En gezegend is de vrucht van uw lichaam Jezus,…” “Weet ge dat dat voorval mijn vroegste herinnering is?” Vera ging zich niet zomaar laten afschepen door Maria. Niet door zij die hier voor haar stond en niet door zij aan wie het gebed gericht is. Of zij die erin gegroet wordt. Wist zij veel. “’t Was in de derde kleuterklas. Ik had gewoon niet zoveel zin in bidden, omdat ik namelijk een kleuter was, en gij hebt mij letterlijk de mond gesnoerd. Met een stuk dikke zwarte plakband uit de knutselkast. En ge hebt mij daar verdomme een ganse voormiddag zo laten zitten!”Dat ze een moord zou begaan voor zo’n stuk tape, dat dacht Vera. En dat ze er vervolgens ook echt een moord mee zou plegen. Ze schrok bijna toen “nu en in het uur van onze dood” luider klonk, veel duidelijker ook dan de voorgaande verzen. Ze zag hoe Maria naar de overkant keek, naar het groene ventje dat daar verscheen. Zonder Vera ook maar één keer aan te kijken stak ze de straat over. De meneer in zijn eenzaam bureautje was aan Maria’s oproep aanbeland. Haar vroegste herinnering speelt zich af in de derde kleuterklas. Een moordpoging, met in de hoofdrollen zijzelf, een stuk plakband en de juf. Maria heette ze. Haar weesgegroetjes hielpen nooit.

joke
16 0

Opleiding

Publicaties

Prijzen