Mijn buurvrouw haar voortuin is een woestijn van kiezels en grind,
kruimeltjes zand vallen uit de hand van haar kind.
Het meisje bukt zich voorover en wrijft het verstopte onkruid bloot.
De vochtige haartjes op het blad zuigen aan haar vingertoppen.
‘Geen zorgen’ zegt het meisje ‘Je wringt je er wel doorheen’.
Ze geeft het onkruid een beetje speeksel uit haar mond. Haar lippen in twee lussen
zoals een visje dat voor het eerst zijn hoofd boven water steekt.
Voorzichtig krult het onkruid omhoog, in de hoop onopvallend bewonderd te kunnen worden.