Als lieve vrouw wil ik je toch niet etsen.
Gevoelens liet je gelden. Overleefden,
want knecht en pachters van je voorzaat beefden.
Een vorming, bleven ouwelui maar zwetsen,
doet nog te huwen vrouwen flutloos fletsen.
O, dom en lelijk was je! Liefde leefde
in strijd met status. Jij doorzeefde.
'Hysterisch!' muntten broers je om te kwetsen.
Tot op de bodem drink je wereldkennis.
Beschaafd en elegant zijn woord, gebaar
en uiterlijk. Verzwakt misbruikt je moeder
je steun en altijd trappen broers nog stennis.
Vertering martelt je met huid en haar.
Je moed is tijdens overgang je broeder.