De regen slaat tegen de ruiten, de juf duwt de lichten aan.
Ergens ver weg klinkt ‘a horse with no name’.
Vader straft het vermoeden van euforie af door druk rokend
de kleine auto naar huis te laten scheuren.
Geur van cent wafers en koffie.
Kruimels vloeien op geruit toile ciré.
Het is binnen net te koud om behaaglijk te zijn.
Piet, de parkiet, knispert slappe kost uit zijn scheef bekje.
De koelkast slaat aan, zoemt de kamer uit elkaar. Trilt seconden later nog na.
Mijn ene oor krijgt warm en wordt rood.
Darmen raken verder in een knoop.
Een eindje verder zetten mannen de rups in elkaar.
Karrevracht aan karretjes worden de wielen aangevezen.
Op ieder paneel het hoofd van een wereldster.
Met iedere windstoot die het geluid van de testrit dichterbij brengt
weet ik het zeker: morgen zit ik in Samantha Fox.