Het is een verhaal dat mijn moeder regelmatig vertelt. Toen ik drie jaar was, tuimelde ik de kelder in. Ze daalde de trap af en ik bleef, zoals gevraagd, braaf op de bovenste trede zitten. Mijn (toen al aanwezige) gezonde nieuwsgierigheid haalde het van mijn voorzichtigheid. Ik helde iets te ver voorover daar rolde ik, helemaal naar beneden. Ik herinner me er totaal niets van. Het gat in mijn hoofd is een gat in mijn memorie. De buurman moest in allerijl mee naar de dokter. Moeder had, zoals meer vrouwen toen, geen rijbewijs en pa was werken. Echt waar, ik moet bij de dokter geen kik gegeven hebben. Zelfs onze buurman, toch een beer van een man, sprak er heldhaftig over. Naar het schijnt.
Er komt een citaat van Cees Nooteboom bij me op. ‘Herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil’. Ooit krijgt hij die Nobelprijs. Ze doen zomaar hun zin, die gedachten. We hebben ze niet altijd onder controle. We laten ze doen, maar af en gooien we ze iets toe. We voeden ze. Misschien komt daarom dit verhaal telkens naar boven. Dan is het niet langer een gat in mijn herinnering. Maar ook gehecht.