Vexations

22 sep 2018 · 1 keer gelezen · 0 keer geliket

De waanzin had toegeslagen. De mensen spraken allang niet meer. De Vexations voor piano van Satie waren alomtegenwoordig. De mensen stonden voor hun ramen geplakt in absolute onwezenlijkheid. De wrakende eindigheid had zijn werk gedaan. De eindigheid had ook de genade in zich en belichaamde daarmee ook de oneindigheid. Zij was het alles en het niets en met haar visionaire krachten had ze de mensheid bevroren en haar voor de ramen gepostuleerd. Echter hun geesten, hun gezamenlijke geesteskracht ging door en door in eindeloze aanschouwing. Ramen, helder als nooit tevoren, kaderden de mensen als bevroren silhouetten. Tralies zouden alleen een overbodige luxe zijn. Satie, steeds weer en weer, het kwam uit de hemelen, alles overstemmend. De luchten raakten er drachtig van en zij keerden zich binnenstebuiten in een zuurstofrijke droogte. Gekmakend impressionistisch was licht en geluid, in onophoudelijke melodie, zonder begin zonder eind. Vraag en antwoord in de rusten tussen de noten, altijd weer naar de climax van de onopgeloste melodie, zonder soulaas in de noten. Het thema een gapende krater.

Er was iets geknakt in de memen van de mensheid, definitief onomkeerbaar. De huisdieren hadden het dagelijkse leven van de mensen overgenomen, om de steden en straten in hun waarde te laten. Alfa en Omega, de één vormende entiteit, had enkel haar invloed op abstracte breinen. Honden en katten waren haar zorg niet. De parkieten en de papegaaien waren gaan vliegen. De honden hadden de straten ingenomen. De mensen zeiden allang niets meer met hun uitdrukkingloze gezichten als een passe-partout. Voldoening gevende honger en dorst was niet meer. Voor hun ramen kwam ook de verlossende slaap niet meer. Uit de hemelen; De tonen van Satie steeds dissonanter met langgerekter noten, maar het drong niet meer door, ze hoorden allang niets meer. Ze zagen enkel. Het absurde tafereel op de straten aanschouwend. Ze keken zolang totdat de werkelijkheid ook niet meer te zien was. De hemelen waren fluor blauw, de straten en gebouwen in schakeringen van fluor roze en paars, de dieren in fluor geel. Het interieur in de huizen hadden geen nut meer. Het meubilair onaangeraakt. Er was enkel nog de periferie op de contouren van de buitenmuren; Van binnen naar buiten met de onmogelijkheid als een immanente dode metafoor. Binnen straalde een wit licht, zo fel dat je er niet in kijken kon, maar door de ramen heen verlichtten de huizen de straten. Zij, onbeweeglijk voor hun ramen, konden alleen de straten inkijken. De reptielen en knaagdieren hadden het allang begrepen en waren hun riolen ingevlucht. De honden beten alle katten dood en zij, zij zeiden allang niets meer. De evolutie had haar werk gedaan in haar finaliteit en de bakstenen bouwen waren het pronkstuk om statig te wezen voor de oneindigheid. En zij was traag schertsend gelukkig.

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

22 sep 2018 · 1 keer gelezen · 0 keer geliket