Ik weet nog. Hoe mijn handen het voelden. Het ging. Moeilijk het wassen. Victor, één Zil reed er te veel en wie daar nu voorrang had, op weg was naar die ongeplande laatste dienst?
Bogdan vanaf dan nooit meer dezelfde. Drank zwaar bijgekomen verloren wanhoop staarde door gezwollen ramen. Van de instelling, niet wetend dat de soep met suiker mild gezouten was. Wel dat geen enkel, van de witte engelen, er wenen kon.
De duiven, waren de kin ingeslagen. De trekvogels de Siberische route. Ik, hield me de ogen open. Met destilaat, de oogdruppels waren voor de vleermuizen. Ergens het wrak, doodgevochten uren, zachte dravik sempervivum zullen langzaam in de barsten in de voegen groeien.
Vrijwel vergaan en wie beheerst de kunst van het vergeten? Het is pantoffeldiertjes aangeboren, ze ploeterden bergafwaarts, voorbij de sporen rode bloemen stengels die knikten nee schuddende minuten en een goudvis die geen droeve plannen had.
Het ging moeilijk. Het wassen. Nu is het afgelopen, is hij proper, ligt Victor te wachten. Veilig Thuis.
Opgebaard.
uit de reeks 'Nový svet'