Ooit was tijd eindeloos vrij
en liefhebben was strelen
met elke porie
Ik kuste de dauw van jouw wimpers
tot elke vezel van ons lichaam vloeibaar werd
Nu wintert de wereld
in bevroren vingertopverlangen
naar onaangeroerde huid
Ademloos
Aan een slinger van zilverdraad
bengelen aarzelende uren
Tiktakt de avondklok gestaag
seconden naar verleden tijd
Tussen vlokken sneeuw op het behang
weent de aarde champagneparels
in bubbels van drie
op de bodem
van een ongeopende fles