hij verleidt haar met suikerfluister
verdoken strelen haar trilvingers
zijn wortels gaan diep in haar weefsel
hij zuigt met haar lippen
naar het diepe water vol mineralen
zij legt de lijnen voor de rek van het bos
hij wacht als een vroedvrouw, geduldig
zij danst op de nipper van de dag
in een cirkel van rode doppen
draagt haar eigen moeder
vrucht van een innige bemanteling
tot een korte tijd het eindig maakt
duikt ondergronds
als kapitaal het zilver uit de berk pompt
de intense verstrengeling verbreekt
snuffelt dan naar wortelhoning
dwaalt, krioelt, vervlecht samendragers
verschijnt en verdwijnt
altijd maar