Al jaren staat het aan de grond het dertienwielig vliegtuig van de president. Het lijkt een overgroeide, roeste vogel in het dorre gras en de controletoren huisvest ooievaars. Ze brengen kindjes naar de mensen, die van koekenaas gebaren als men vraagt waarom hun kroost zoveel van vliegen droomt.
Best niet met het vliegtuig van die wrede president. Vastgenageld. Heel voorzichtig. Met een speldje heb ik al mijn dag- en nachtvlinders één voor één doorboord. Ik heb ze niet gevangen want ze lagen opgedroogd op mij te wachten. Doosjes vol heb ik, naïviteit in overvloed en op een zondag was het vliegtuig, romp en vleugels, overwonnen door de slingerplanten.
Bloemen tooien nu het ding tot blijdschap van de bijen, ook de vlinders weten welke kleuren ieder land, de wimpels vrolijk maken. Helaas, de president kan het niet zien noch door de raampjes naar mij zwaaien. Hij ligt daar droogjes opgebaard in eigen kist.
Wegfladderen zal hij niet zo snel. De eindvlucht naar de hemel blijft nog even uitgesteld. Anderhalve meter, echt gigantisch, zegt men, is de spijker, ging heel vlotjes door zijn borst. Ik kan mij nochtans niets herinneren en ongevleugeld ongedierte heb ik nooit verzameld.
uit de reeks 'Reizen met Ricky'