vlinders zijn
de knapste personages vliegen vaak
als naakte airhostesses in de tempeltuin
ligt een godin al jaren zich wat blind te staren
op verlegen asters minnekruid het wolkendek
lijkt nog volledig in te kleuren
als het grijs vakantie heeft
elders stapt hij
klaveren zot afkomstig uit een haast
versleten kaartenspel kocht twee broodjes
bij een bakker die het leed vergeten was en
gisteren toen waren er zelfs taartjes aardbeien
versierden sober één en ander
weet hij nog
omdat hij slechts in heel beperkte mate
dronken was wat rum met munt
genoten had een evergreen weerklonk
die hem aan stapelgekke
spelletjes deed denken
bij geluk
liep hij niet helemaal voorbij hij zag
voor ’t eerst veel meer dan zwart en rood
de tuin lag vol met vruchten en de bloemen
konden haar niet meer verbergen
door de warmte hielden enkel
zonnehoed lavendel hier en daar
de tuin nog recht
dichterbij
gekropen was hij overleefde zelfs
het doornveld hij vroeg zich af
waarom het veel te blote egeltje
daar in een navelputje lag de kriekjes
hier geen schaamte kenden ook waarom
zich een fluwelen ego
voor de zon had uitgerold
ongeduld
kende hij niet en hij zou wachten
op een ouderwetse schaduw
op de scheuten van een nieuwe jeugd doch
met het avondrood verdween het groen
leek nu veeleer gedroomd de klaveren
waren gewoon weer zwart
hij vond niet eens
de weg terug naar hartenaas
naar het gelach van koninginnen
dacht dat hij de leegte van de nacht
nu dragen moest de dwaas hij zag niet eens
de vlinders van de duisternis
uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'